In het voorbije jaar kreeg ons land te maken met ongeziene overstromingen en stormen. Wij polsten bij enkele verantwoordelijken van de Noodcentrale 112, de Civiele Bescherming en de Brandweer hoe zij erin slaagden om via samenwerking het hoofd te bieden aan de enorme hulpvraag.
Tekst: Joris Hendrickx
Welke rol speelde de Civiele Bescherming tijdens en na de overstromingen van juli 2021 in Wallonië?
Bastiaan Ruys, kapitein Civiele Bescherming: “Onze Waalse collega’s riepen al snel onze ondersteuning in, waarna ons FRUB-team afreisde naar Theux. Ons team werkte de hele nacht door, en ook de volgende dagen hielpen we in diverse gemeenten om mensen in veiligheid te brengen. Tegelijk waren onze diensten ook in Limburg druk in de weer om dijken te verstevigen en te pompen waar nodig. Vervolgens startte de rehabilitatiefase, waarbij we samen met de DVI-teams (Disaster Victim Identification) en de lijkhonden van de Federale Politie op en langs de rivieren bleven zoeken naar vermisten. Daarnaast werd een massale opruimactie opgestart. Tijdens die operatie hielpen we samen met private partners bij het leegzuigen van kelders die volzaten met vervuild water, mazout, mod-der, enz. De rehabilitatiefase duurde nog tot 31 december 2021. In totaal voerden we 364 interventies uit met 1.406 gecumuleerde personeelsleden en waren we over de verschillende diensten maar liefst 12.865 uur actief.”
Via welke weg konden jullie rekenen op buitenlandse versterking?
Ruys: “Het EU Civil Protection Mechanism is een samenwerking tussen alle Europese hulpdiensten die kunnen tussenkomen bij onder andere overstromingen. Toen de Directie Civiele Veiligheid vanuit de provincie Luik doorkreeg dat er een nood was aan bijkomende ondersteuning, namen zij contact op met de internationale cel binnen Civiele Veiligheid, die dat vervolgens doorgaf aan het Emergency Response Coordination Centre (ERCC). Hierdoor konden we een beroep doen op extra FRUB-teams en helikopters uit Luxemburg en Nederland. Uiteindelijk kregen we ook versterking uit Frankrijk, Italië en Oostenrijk.”
Op welke manier waren het e-loket (www.1722.be) en de bovenprovinciale architectuur van de Noodcentrale 112 een meerwaarde tijdens de overstromingen en stormen van het afgelopen jaar?
Erik Engels, dienstchef Noodcentrale 112: “Bij noodsituaties vermeldt men in de media altijd dat het nummer 1722 geactiveerd is voor niet-dringende interventies, maar men vergeet vaak te zeggen dat er ook een e-loket (www.1722.be) bestaat. Dat loket is eigenlijk veel makkelijker, sneller en verlaagt bovendien de druk op de hulpdiensten en de noodcentrales.”
Samuel Stipulante, dienstchef Noodcentrale 112:“Vandaag zijn al enkele van de noodcentrales bovenprovinciaal georganiseerd en we evolueren steeds meer in die richting, maar dat was bij de overstromingen in de zomer van 2021 nog niet het geval. De niet-dringende oproepen werden door de ondersteunende centrales in andere provincies daarom direct ingegeven in het e-loket 1722, zoals de burgers dat in principe zelf ook konden doen. Door die ondersteuning konden we enkele honderden oproepen extra verwerken, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat we zelfs met deze extra ondersteuning onmogelijk de grote hoeveelheid aan oproepen konden verwerken.”
Engels: “Als operator kreeg ik toch ook diverse oproepen binnen vanuit Wallonië. Hun aanvragen gaf ik dan in op het e-loket, zodat het meteen werd verstuurd naar de juiste hulpverleningszone. Bij storm Eunice werkten we eveneens op die manier. Het platform heeft toen dus absoluut zijn meerwaarde bewezen en zal dat ook in de toekomst blijven doen. Wel zullen we mensen maximaal vragen om hun oproepen zelf in te geven op het e-loket zodat we onze reguliere werking kunnen blijven garanderen. Bovendien vragen we door de beperkte capaciteit bij de brandweer om altijd eerst te kijken of je het probleem zelf of met behulp van een vakman kan oplossen.”
Wist je dat?
Bij noodsituaties vermeldt men in de media altijd dat het nummer 1722 geactiveerd is voor niet-dringende interventies, maar men vergeet vaak te zeggen dat er ook een e-loket (www.1722.be) bestaat. Dat loket is veel makkelijker, sneller en verlaagt bovendien de druk op de hulpdiensten en de noodcentrales.
Hoe is de brandweer er bij Storm Eunice in geslaagd om de vele hulpvragen te beantwoorden?
Filiep Dekiere, zonecommandant zone 1 Brandweer:“Uiteraard hadden we mensen tekort, maar de dringende vragen hebben we toch tijdig opgelost. De minder urgente zaken hadden we op ‘parkeerstand’ gezet om later te behandelen. Op een bepaald moment hebben we toch een mayday uitgestuurd naar andere zones omdat we ladderwagens tekort hadden. Vanaf zondag kregen we hulp uit Brussel en op maandag van Brussel en Charleroi.”
Kristof Louagie, communicatieverantwoordelijke Brandweer Westhoek:“Wij kregen iets minder aanvragen en hadden geen bijkomende middelen nodig. Gelukkig stelden heel wat vrijwilligers zich beschikbaar. Vooral de kustzone en de regio Poperinge-Ieper-Diksmuide waren getroffen, maar bijkomende ploegen van de minder zwaar getroffen gebieden hebben toen versterking geboden. Zonevorming heeft ons geholpen.”
Hoe heeft de brandweer het e-loket 1722 ervaren?
Dekiere: “Het e-loket werkt. Burgers vullen dat in en de informatie komt netjes toe. Er zijn wel limieten aan het systeem, zo missen we nadien bijvoorbeeld nog de terugkoppeling van het incident.”
Louagie: “Met Brandweer Westhoek zitten we rechtstreeks op het federale e-loket en is de monitoring en filtering van de binnenkomende oproepen de grootste uitdaging. Er kwamen op een bepaald moment 160 aanvragen per minuut binnen, waardoor het alarmeringssysteem enorm vertraagde. Door de laagdrempeligheid van het systeem en de beperkte filtering van de binnenkomende e-loketmeldingen was het moeilijk om in te schatten waar de meest dringende oproepen waren. Hierdoor moesten we meer inzetten op verkenners.”
Dekiere: “Voor ons werkte het wel. De stapeltjes papieren werden netjes afgewerkt. We hadden ook twee officieren in de dispatching gezet om een interpretatie te geven aan de oproepen.”
Campagne leert brandweer omgaan met agressie
In België zetten zo’n 17.300 professionele en vrijwillige brandweerlieden zich dag en nacht in om mensen te helpen. Tijdens deze interventies worden zij echter zelf ook blootgesteld aan een aantal beroepsrisico’s, waaronder agressie.
Momenteel loopt bij de brandweer een preventiecampagne rond drie risico’s: agressie, hygiëne en lichamelijke conditie. Onder het luik agressie motiveert de campagne brandweerlieden die slachtoffer werden van agressie om dit systematisch te melden aan de preventieadviseur en aangifte te doen bij de politie. Twee nieuwe opleidingen leren brandweerlieden bovendien om correct om te gaan met gevallen van agressie. Ze focussen op hoe je hulp kan verlenen in situaties van agressie zonder het eigen welzijn uit het oog te verliezen. Op de centrale campagnewebsite vinden brandweerlieden verder heel wat nuttige informatie, waaronder campagnemateriaal, een video, een FAQ-pagina met antwoorden op veel gestelde vragen en contactinformatie voor wanneer ze toch nog met vragen zitten.
Met dank aan: