Het is geen verrassing dat overleg en samenwerking cruciale aspecten zijn om de energietransitie in goede banen te leiden. In dat opzicht verzamelden wij vijf spelers uit de sector voor een interessant gesprek met federaal minister van Energie Tinne Van der Straeten: “Het mooie aan de energietransitie is dat het een gemeenschappelijk project is dat ons in België samen doet nadenken over hoe we met energie kunnen omgaan.”
Foto’s: Kris Van Exel
Waarom is de energietransitie zo belangrijk voor een land als België?
Minister Van der Straeten: “Sinds de start van de oorlog in Oekraïne gaat de energietransitie niet meer enkel over het behalen van de klimaatdoelstellingen, maar ook over energieveiligheid en zelfs nationale veiligheid. We moeten onze energie opnieuw in eigen handen nemen. Ook het toegenomen belang van de industriële verankering is een belangrijke reden om de transitie te maken. Die industrie heeft veel energie nodig die betaalbaar en groen dient te zijn, en dat vereist dan weer investeringen in infrastructuur.” “Ik denk bijvoorbeeld aan het allereerste energie-eiland ter wereld, dat voor onze kust in 2026 na amper zes jaar voorbereiding zal worden opgeleverd. Een voorbeeld van hoe België steeds meer een leider wordt in de energietransitie. In het kader van de energietransitie zou trouwens ieder energieproject moeten kunnen worden gerealiseerd binnen zo’n korte tijdspanne. Om die snelheid te halen, zullen echter heel wat zaken moeten worden herdacht.”
De energietransitie gaat niet meer enkel over het behalen van de klimaatdoelstellingen, maar ook over energieveiligheid en zelfs nationale veiligheid. We moeten onze energie opnieuw in eigen handen nemen.
Tinne Van der Straeten
FEDERAAL MINISTER VAN ENERGIE
Loeckx: “België importeert nog steeds meer dan 90% van zijn energie uit het buitenland. Dankzij onder meer de LNG-terminal in Zeebrugge zijn we daarenboven ook een gigantische doorvoerhaven. Zowat de helft van de energie die hier binnenkomt, wordt opnieuw geëxporteerd naar andere Europese landen. Om die positie als Europese draaischijf te bestendigen, zullen we moeten meegaan in de energietransitie en onze aankelijkheid van het buitenland moeten aouwen. We dienen zoveel mogelijk productie naar België te halen. Hierdoor zullen de energiestromen in Europa niet meer zoals vroeger van Oost- naar West-Europa vloeien, maar van West- naar Oost-Europa.”
Gorrebeeck: “Het mooie aan de energietransitie is dat het een gemeenschappelijk project is dat ons in België samen doet nadenken over hoe we met energie kunnen omgaan. Zowel de energievoorziening als het energieverbruik moeten we daarbij in vraag stellen. Dat betekent dus ook dat we mensen bewust moeten maken over hoe ze omgaan met energie.
Van Caillie: “Als bedrijf actief in de speciaalchemie is Eastman een grote energieverbruiker. Bijgevolg is het werken aan energie-efficiënte processen voor ons altijd al een belangrijk thema geweest. De goedkoopste en groenste energie blijft nog steeds de energie die je niet gebruikt. Tegen 2030 zal de verbruikte hoeveelheid elektriciteit echter met 50% toenemen, doordat heel wat bedrijven hun processen zullen elektrificeren met groene, koolstofvrije elektriciteit. Hiervoor zal deze groene elektriciteit voldoende voorhanden moeten zijn en daar moet ons land zich op voorbereiden. Naast de nodige capaciteit zal de infrastructuur ook klaar moeten staan. Wij waren een tijd geleden al klaar om zonnepanelen te plaatsen op onze daken, maar de grid – of met andere woorden de infrastructuur – rondom onze site was helaas nog niet zo ver.”
Vanbrabant: “De energietransitie blijft uiteraard belangrijk om onze energie lokaal te verankeren en België te versterken als een motor in het Europese energielandschap. Maar het is vooral ook een middel om de klimaatopwarming tegen te gaan en de CO2-uitstoot te beperken. Het drukbevolkte België stoot gezien zijn beperkte oppervlakte enorm veel CO2 uit. We zullen dus een tandje moeten bijsteken.”
We willen klaarstaan om een antwoord te bieden op diverse situaties en plannen vier miljard euro extra investeringen in het elektriciteitsnet in de komende tien jaar.
Frank Vanbrabant
CEO FLUVIUS
Hoe kunnen we de energietransitie versnellen en iedereen in dat verhaal meekrijgen?
Loeckx: “Het streven naar duurzame lokale energieproductie, bevoorradingszekerheid en prijsprikkels hebben recent veel meer in gang gezet dan het klimaatbewustzijn. Volgens het principe van ‘never waste a good crisis’ dienen we de prijsprikkel en het bewustzijn van het afgelopen jaar te blijven inzetten om de urgentie rond elektrificatie en CO2-vermindering op de agenda te houden.”
Minister Van der Straeten: “Vandaar dat we het zo belangrijk vinden om de accijnshervorming door te voeren. Eerst hebben we de energienorm geïntroduceerd, vervolgens hebben we een BTW-verlaging gerealiseerd als een crisismaatregel waarmee we snel en breed konden ingrijpen. Die 6% BTW moeten we nu behouden en combineren met een accijns. In een volgende fase zal elektrificatie nog meer worden aangemoedigd om warmtepompen voor nog meer partijen rendabel te maken. Toch geloof ik niet dat een prijsprikkel op lange termijn en in normale omstandigheden voldoende is om iets snel te kunnen uitrollen.” “We gaan globaal naar minder energie, maar meer elektriciteit. Dat vereist netinfrastructuur, capaciteit en intelligente systemen. Door de slimme sturing van warmtepompen en elektrische wagens aan te spreken, zullen we de nodige piekcapaciteit tegen 2030 met meerdere gigawattuur kunnen verminderen. Om de continuïteit van onze bedrijven te garanderen, moet de capaciteit enerzijds worden gedimensioneerd op de pieken en anderzijds moeten we de pieken verlagen door middel van slimme sturing. Tot slot zullen we in België in het licht van de doelstellingen voor 2030 veel beter moeten leren plannen en betere scenario’s moeten uitwerken, zodat we sneller kunnen schakelen.”
Vanbrabant: “Als netbeheerder werken we al met verschillende scenario’s. We willen klaarstaan om een antwoord te bieden op diverse situaties en plannen vier miljard euro extra investeringen in het elektriciteitsnet in de komende tien jaar. Uiteraard is er enerzijds nood aan een snelle bouw van basisinfrastructuur voor de elektrificatie die eraan komt, maar anderzijds zullen we bedrijven en burgers ook moeten motiveren om hun gedrag aan te passen. In dat kader ontstaat er een markt van flexibiliteit. De energiecrisis van het afgelopen jaar heeft alvast velen doen nadenken. Ook het capaciteitstarief zet mensen aan om bewuster om te gaan met energie.” “Toch is het beleid vandaag nog te reactief, en ook wij zijn daar met onze infrastructuur aan onderhevig. Er is dus nood aan een meer proactief plan én aan solidarisering: iedereen zal nu eenmaal moeten elektrificeren. Wij hebben dankzij een digital twin (een digitale versie van het hele elektriciteitsnet) een goed beeld van waar we eerst aanpassingen moeten doorvoeren. Die kosten zouden dan wel moeten worden verdeeld, zodat we snel aan de slag kunnen en individuele partijen niet meer worden afgeschrikt.”
Hoe kunnen we voor eindgebruikers de toenemende complexiteit verminderen?
Gorrebeeck: “De energietransitie zorgt voor continue verandering, waarbij zaken zoals het capaciteitstarief in combinatie met een doorgedreven elektrificatie zorgen voor de nodige complexiteit en vragen bij de eindgebruikers. Wij dienen hier de gebruikers bij te staan met toegankelijke technologie. Er is nood aan systemen zoals ‘smart grid’-interactieve gebouwen: deze helpen de complexiteit wegwerken door op basis van alle data op ieder moment de juiste modus operandi te bepalen, rekening houdend met de vragen van het net én van de gebruikers.”
Loeckx: “De vaardigheden van de installateurs spelen ook een cruciale rol. Denk aan laadpalen waarbij installateurs er niet bij nadenken dat een laadvermogen van 11 kilowatt een grote impact heeft op de piekbelasting en dus ook wat de verbruiker zal moeten betalen voor zijn stroom sinds de invoering van het capaciteitstarief. Het is dus vaak beter om voor een 4,5 kilowatt laadvermogen te kiezen. Installateurs moeten die complexiteit leren beheersen.”
De energietransitie in gebouwen kan niet gebeuren zonder een digitale transitie van de bouwsector. Data over energieverbruik en gebruikersbezetting kunnen ons veel bijleren en helpen om de juiste beslissingen te nemen.
Peter Gorrebeeck
MANAGING DIRECTOR SIEMENS SMART
INFRASTRUCTURE – BUILDING PRODUCTS
Vanbrabant: “De energieklant evolueert van een passieve naar een actieve klant. Als die klant vandaag niet goed wordt geholpen, moet hij zich continu zorgen maken. Wanneer moet ik bepaalde apparaten aanzetten? Wanneer moet ik mijn batterij laden? Hoe moet ik omgaan met dynamische tarieven? Is er een mogelijkheid om de accu’s van wagens elektriciteit te laten teruggeven aan het gebouw of het net? Er is dus nood aan meer begeleiding, zodat klanten hetzelfde comfort behouden. En dat begint inderdaad ook bij de installateur. Nog te vaak zijn het de klanten die hun installateur in de juiste richting moeten krijgen. Voor bedrijven is het zeker ook interessant om hiervoor een energieconsultancybureau in te huren. In essentie dienen zij vaak zelfs hun productieprocessen te herdenken en flexibeler te maken.”
Gorrebeeck: “De technologische concepten en proefprojecten zijn er alvast. Vandaag bekijkt de installateur evenwel de technieken in een gebouw eerder individueel vanuit zijn vakgebied, terwijl er nood is aan een sterkere integratie en samenwerking tussen de technieken. Er is dus wel degelijk een nood aan specifieke opleidingen en partnerships om dit soort toepassingen te kunnen installeren.”
Welke uitdagingen stellen zich voor de industrie?
Van Caillie: “Naast elektriciteit verbruiken we ook warmte. Onze installatie heeft deze energie continu nodig, dus het is moeilijk om daar flexibiliteit in te bouwen. Die energie mag bovendien niet fluctueren, waardoor zonne- en windenergie een uitdaging zijn. Wij zullen dus waarschijnlijk zelf onze energie moeten maken. Momenteel beschikken we op onze site in Gent over een warmtekrachtkoppeling op aardgas om onze elektriciteit en warmte zelf te maken. Op termijn zal deze moeten worden vervangen door een andere koolstofvrije technologie. Gezien onze processen op hoge temperaturen werken, zal een elektrificatie van deze processen geen evidente zaak worden.”
Loeckx: “We mogen de energietransitie niet verengen tot enkel elektrificatie. Voor sommige processen met een enorme energievraag of zeer hoge temperaturen is die overgang nu eenmaal niet mogelijk. Ongeveer twee derde van de energievraag komt van thermische processen. Voor processen die zeer hoge temperaturen vragen (> 250°C), zullen andere energiedragers op basis van moleculen nodig zijn. De toekomst zal uitwijzen welke energiedrager (methanol, ammoniak, waterstof) daarvoor het meest economisch is.”
Vanbrabant: “Lage temperatuurprocessen kunnen wel worden geëlektrificeerd. De eerstvolgende tien jaar zal er echter nog veel onzekerheid zijn over de moleculen die nodig zijn voor thermische processen.”
Minister Van der Straeten: “We kunnen parallel werken. Moleculen zullen zeker nodig zijn, maar niet in huizen. Daar zal men elektrisch verwarmen. Intussen maken we de infrastructuur wel klaar voor de industrie die zal overschakelen naar waterstof, al dan niet met de tussenstap van CO2-captatie.”
Vanbrabant: “Het is inderdaad een en-enverhaal. Het zijn ook geen concurrenten: elektrificatie voor mobiliteit, en moleculen voor de andere sectoren en toepassingen waar elektrificatie niet mogelijk is.”
Van Caillie: “Wij zullen inderdaad mogelijk ooit overstappen naar moleculen, maar dat vergt dan ook leveranciers en pijpleidingen. We kijken hiervoor ook naar het ‘Moonshot’-programma om een zicht te krijgen op de toekomstige, baanbrekende technieken voor zowel moleculen als elektrificatie. Het is goed dat daar onderzoek rond gebeurt. Het ‘Moonshot’-innovatieprogramma is namelijk een initiatief dat inzet op technologische innovaties om de Vlaamse industrie koolstofcirculair en CO2-slim te maken.”
Om onze positie als Europese draaischijf te bestendigen, zullen we moeten meegaan in de energietransitie en onze afhankelijkheid van het buitenland moeten afbouwen.
Frederik Loeckx
MANAGING DIRECTOR FLUX50
Gorrebeeck: “Er wordt volop onderzoek gevoerd, maar dat is ook nodig om investeringen te kunnen plannen en voldoende tijd te hebben om de infrastructuur aan te passen. We mogen niet enkel kijken naar wat nu mogelijk is, maar moeten ook een zicht hebben op welke technologieën wanneer kunnen worden ingevoerd.”
Minister Van der Straeten: “Bedrijven zijn over het algemeen in staat om sneller te schakelen dan de overheid. Er komen immers vaak moeilijke debatten en afwegingen bij kijken, en ook de mensen moeten mee zijn met het verhaal.”
Maes: “De meeste bedrijven zullen de transitie niet maken vanwege een hoge energieprijs, maar door de volatiliteit ervan. De vraag is echter hoe ze die transitie best maken. De infrastructuur die nodig is, zal heel wat investeringen vragen. Ook de prijzen van E-trucks en H-trucks zijn aanzienlijk. Daartegenover staan gelukkig ook subsidies van de overheid. Er moet dus naar het hele verhaal worden gekeken. In dat kader hebben we reeds heel wat bedrijven overtuigd om zich onder de noemer ‘Stroom van eigen kweek’ door de ganse keten heen te laten ontzorgen: laadpalen, zonnepanelen, collectieve laadpleinen, batterijen,… De focus ligt nu in eerste instantie op elektrificatie, maar we kijken ook naar de mogelijkheden van waterstof. Grote verbruikers genieten een belastingvoordeel ten opzichte van anderen. Om de transitie te versnellen, gaan we daarom collectief tewerk en kijken we naar de totale kost, zodat we ook voor kleinere partijen de drempel verlagen.” “Ook de zware en trage vergunningsprocedures zijn een hoge drempel om de transitie te maken. Vijf jaar of langer is veel te lang. Tot slot is er rond het delen van energie nog te veel wettelijke onzekerheid, terwijl veel bedrijven en burgers nochtans staan te popelen om ervoor te gaan. Er zijn naast het pure energievraagstuk dus nog heel wat missing links. Net daarom willen we alle partijen samenbrengen zodat het versneld kan gebeuren.”
Gorrebeeck: “De verschillende partijen (infrastructuur, distributie, gebouwen, transport,…) moeten beter met elkaar afstemmen. Alles is nu eenmaal verbonden. We dienen dus op dezelfde snelheid te werken, zodat we vroeg of laat niet botsen. Dat vereist een instrument dat kan meten of de verschillende parallelle inspanningen in de juiste richting gaan.”
Loeckx: “Het investeringsplan van Fluvius kan daar zeker een belangrijke rol in spelen. Op Vlaams niveau werd onlangs een energiestudie gegund waarbij men over verschillende sectoren heen zal kijken naar de energie- en infrastructuurnoden. Het is erg belangrijk dat overheden transversaal tewerkgaan, maar in de praktijk is dat bijzonder moeilijk. Extra wetgeving of meer regels kunnen dat niet oplossen, ik zou net voor het omgekeerde willen pleiten.”
Moet de regelgeving inderdaad eenvoudiger worden, of toch net worden uitgebreid?
Maes: “Dat is aankelijk van het niveau. De zware transportsector, die toch erg belangrijk is binnen dit thema, staat vandaag nog nergens. Om dat te versnellen, is wel degelijk regelgeving nodig. Transportbedrijven weten niet wat hen te wachten staat wegens het ontbreken van een duidelijk wettelijk kader. Iedereen wil de transitie maken, maar er is eerst nood aan duidelijkheid over de total cost of ownership door de ganse waardeketen heen.”
Minister Van der Straeten: “Op federaal niveau hebben we alvast de procedure voor de Raad van State vereenvoudigd. Er komt een ‘Kamer voor Energietransitie’ voor grote infrastructuurprojecten, zodat beroepen sneller kunnen worden afgehandeld. Op zich gaat het niet zozeer over meer of net minder regels, vaak is vooral een update van de bestaande technische regels nodig. Soms vergt het gewoon toewijding om bepaalde oplossingen te vinden. Als regelgever dienen wij dat dan te integreren in de technische reglementen. Daarnaast heb ik geleerd dat je als regelgever nooit sneller kan zijn dan de markt. We kunnen nu eenmaal niet alles in regels gieten. Onze uitdaging is om het kader eenvoudig te houden, waardoor we toch bereiken wat we voor ogen hebben. Wanneer het niet werkt, moeten we als regelgever bereid zijn om bij te sturen. Maar dat vraagt dus om een systeem dat niet te rigide is.”
Loeckx: “Op het vlak van energiedelen bijvoorbeeld is de Vlaamse wetgeving helaas enorm rigide en vanwege de complexiteit soms zelfs tegenstrijdig. Dat maakt het in de praktijk moeilijk werkbaar. Het had veel makkelijker kunnen worden geïmplementeerd.”
De meeste bedrijven zullen de transitie niet maken wegens een hoge energieprijs, maar door de volatiliteit ervan.
Roland Maes
OPRICHTER EN BEZIELER CEO’S 4 CLIMATE
Vanbrabant: “Het laten functioneren van een energiegemeenschap is vandaag nochtans relatief eenvoudig.”
Loeckx: “Eenmaal de businesscase rond is, is dat inderdaad zo, met toch wel een zekere nadruk op ‘relatief’. Het definiëren en opzetten ervan is echter haast onbegonnen werk. Soms werkt de wetgeving dus belemmerend, omdat men bepaalde zaken wil vastzetten waar de markt zelf ook over kan beslissen. En als er interpretaties mogelijk zijn, worden we van het kastje naar de muur gestuurd.”
Vanbrabant: “Anderzijds mogen interpretaties geen vrij spel krijgen. Denk maar aan de voorwaarden voor ondergronds laden waar men vandaag lokaal een volledig eigen interpretatie aan kan geven.”
Loeckx: “Zo tracht ik er nog steeds achter te komen wie eigenaar moet zijn van laadpalen voor elektrische bedrijfsvoertuigen die bij werknemers thuis worden geïnstalleerd. De fiscus stelt dat het bedrijf de eigenaar moet zijn, terwijl mijn boekhouder zegt dat je geen vaste asset mag hebben als de grond waar die geplaatst wordt niet van je bedrijf is of niet op zijn minst wordt gehuurd. Om in orde te zijn, zou ik dus voor een symbolisch bedrag een stuk muur moeten huren bij mijn werknemers om daar een laadpaal te kunnen installeren.”
Minister Van der Straeten: “Dat is een goed voorbeeld van verkokering waarbij iedere partij redeneert vanuit zijn eigen logica. Net daarom is scenarioplanning zo belangrijk, zodat we iedereen in dezelfde richting krijgen.”
Van Caillie: “We hebben nood aan een langetermijnstrategie waarop de gepaste wetgeving kan worden gebouwd. Die wetgeving moet op haar beurt helpen om snelheid te maken in plaats van te belemmeren.”
Maes: “Ik ben zeker geen voorstander van onnodige regels. Sommige wetgevingen zorgen ervoor dat bepaalde belangrijke transities niet kunnen starten. Een goed voorbeeld is ‘Dual-Fuel’, waarbij waterstof wordt bijgespoten in een dieselmotor. Mits een beperkte aanpassing aan zware dieseltrucks zouden deze stukken klimaatvriendelijker kunnen worden. Helaas wil de overheid dat niet fiscaal stimuleren, omdat men niet exact kan garanderen hoeveel procent aan CO2-uitstoot dit zou verminderen over de hele levensduur van de truck. Zonder die fiscale stimulans wordt deze waardevolle technologie dus helaas niet benut.”
Minister Van der Straeten: “We werken momenteel aan de omzetting van de hernieuwbare energierichtlijnen en de doelstellingen voor transport die daar deel van uitmaken. Vroeger dacht men bij de verduurzaming van transport enkel aan biobrandstof. De derde Europese Richtlijn Hernieuwbare Energiebronnen die er aankomt, zal echter ook een target bevatten voor waterstof. Misschien zou die ‘Dual-Fuel’-techniek daar in kunnen worden opgenomen.”
Maes: “Belangrijk om daarbij te beseffen, is dat we momenteel nog niet in staat zijn om groene waterstof te produceren in België. Door die ‘Dual-Fuel’-techniek nu een kans te geven, zullen we in de toekomst een mooie voorsprong hebben wanneer dat wel kan. Omdat daarnaast iedereen kijkt naar de total cost of ownership van een technologie, dient er dan wel fiscale duidelijkheid te zijn.”
Het ‘Moonshot’-programma speelt een cruciale rol voor de industrie: het is een initiatief dat inzet op technologische innovaties om de Vlaamse industrie koolstofcirculair en CO2-slim te maken.
Sarah Van Caillie
EMEA CLIMATE & ENERGY PROJECT LEAD EASTMAN
Hoe belangrijk zijn samenwerking en het delen van data?
Vanbrabant: “De energietransitie kan enkel maar slagen als we samenwerken. Voor ons investeringsplan brengen we daarom alle betrokken partijen rond de tafel. Zo’n 28% van de Vlamingen woont in een appartement, wat goed is voor ongeveer een miljoen wagens die op termijn elektrisch zullen rijden en dus de mogelijkheid moeten hebben om op te laden in hun ondergrondse garage. Het komt er bijgevolg op aan om de bouwsector, die bij ons mee aan tafel zit, te motiveren om mee te zoeken naar oplossingen.”
Gorrebeeck: “De energietransitie in gebouwen kan niet gebeuren zonder een digitale transitie van de bouwsector, maar die loopt vandaag inderdaad achter. Het leven en werken in gebouwen is een dynamisch gegeven en staat in directe relatie met het gebruik van energie. Er bestaan vandaag veel dynamische data over de technische fitheid van gebouwen, maar we stellen vast dat de data niet voor 100% worden uitgebuit. Data met betrekking tot energieverbruik en gebruikersbezetting kunnen ons veel bijleren en helpen om de juiste beslissingen te nemen die een werkelijke impact hebben. Data stellen ons in staat om menselijk gedrag en trends beter te begrijpen, en zelfs in positieve zin te beïnvloeden. Dat is noodzakelijk om tot een gunstige en flexibele energiebelasting én interactie met het net te komen. Europa heeft voorgesteld om hiervoor een ‘smart readiness’-indicator te lanceren, maar de invoering van zulke zaken vraagt echter tijd. De bouwsector zou een sterkere incentive moeten hebben om hier sneller in te schakelen.” “Innovaties zoals open digitale platformen met artificiële intelligentie zullen ook meer en meer worden ingezet ter ondersteuning van de menselijke besluitvorming. De ultieme wens blijft uiteraard het bereiken van een evenwicht tussen een optimaal energiegebruik en een gegarandeerd comfort voor de gebruikers. Er resten ons dus nog enkele uitdagingen.”
Loeckx: “Ook dat vereist weer installateurs die in staat zijn om technologie op de juiste manier te implementeren en systemen aan elkaar te koppelen. Daarbij moet er ook een duidelijke businesscase zijn om de bewoners te overtuigen. Het is essentieel om dergelijke zaken van bij het begin van het ontwerp mee te nemen, met andere woorden van bij de architect tot bij de installateur. We streven er daarom naar om meer met bouwteams te werken. Daarbij kan je alle mensen al vanaf het begin samenbrengen om een globaal concept te maken.”
Minister Van der Straeten: “Soms moeten opdrachtgevers ook gewoon ambitieuze en duidelijke doelstellingen vooropstellen. Er zijn zeker al heel wat mooie voorbeelden van first movers in de bouwsector die het goede voorbeeld geven.”
Vanbrabant: “Wanneer het gaat over de energietransitie in de bouw is dé problematiek nu echter vooral het ondergronds opladen van elektrische wagens. Voor de rest is er enorm veel mogelijk en gebeurt er ook al heel veel.”
Maes: “Om daar een antwoord op te bieden, hebben wij bij een project noodgedwongen een bovengronds collectief laadplein voorzien. In de toekomst kan dat plein mits wat kleine aanpassingen ook worden klaargemaakt voor waterstof. Ook daar tonen we dus dat er mits het collectief aanpakken van een probleem heel wat oplossingen mogelijk zijn.”
Minister Van der Straeten: “Er is wat dat betreft zeker een rol weggelegd voor de overheid. Anderzijds zal er ook een push van onderuit komen. Iedereen begrijpt intussen het belang van een goede EPC-score bij het kopen of huren van een woning. Door zowel van boven- als onderuit in de juiste richting te bewegen, zullen we ook de inerte bouwsector meekrijgen.”
Vanbrabant: “Op vlak van EPC gaat alles inderdaad prima. Het probleem blijft het ondergronds laden. De EPC-norm, het wettelijk kader, verzekeringen, brandweerreglementen,… zijn momenteel onvoldoende op elkaar afgestemd.”
Loeckx: “De vraag is ook wie dergelijke collectieve installaties moet uitbaten. Idealiter zou het ook een collectieve uitbating zijn, maar in Vlaanderen zijn we het niet gewoon om op die manier te denken.”
Van Caillie: “Alles begint met de verschillende actoren die gaan samenzitten. Daarbij zullen niet enkel de pijnpunten naar boven komen, maar ook gezamenlijke oplossingen. Wat vaststaat, is dat geen enkele partij het alleen kan oplossen.”