De innovatieve toepassingen in de lifesciencessector zijn zowel op het vlak van snelheid, omvang als impact ongezien. Dat biedt enorme opportuniteiten voor ons land, maar brengt ook heel wat uitdagingen met zich mee die een juiste omkadering en aanpak vereisen. Zes topvrouwen gaan in debat en laten hun licht schijnen over de toekomst van de Belgische life sciences.
Foto’s: Kris Van Exel
Hoe belangrijk is R&D in de life sciences voor onze samenleving?
Liesbeth Ceelen: “Het belang hiervan is vanzelfsprekend. Helaas worden veel data, inclusief negatieve data die uit onderzoek voortvloeien, dikwijls nog verwaarloosd. Ook werkt men nog te vaak op basis van trial & error in plaats van te starten vanuit een dataperspectief. Dat laatste werkt nochtans sneller en efficiënter.”
Elisabeth Van Damme: “R&D vormt de basis van het succes van GSK. We tellen in België maar liefst negenduizend medewerkers, waaronder 1.800 wetenschappers. GSK is veruit het grootste biofarmaceutische bedrijf in ons land, en dat is geen toeval. Ons onderzoek rond vaccins is meer dan zeventig jaar geleden hier gestart en tot op vandaag is België voor ons nog steeds hét vaccinland. Het ecosysteem waar we hier over beschikken, is uniek. Onze universiteiten hebben een ongelofelijke expertise en ook de overheid tracht zo goed mogelijk te ondersteunen. Vorig jaar investeerden we 1,5 miljard euro in vaccinonderzoek en -ontwikkeling, hadden we twintig wetenschappelijke samenwerkingen met Belgische universiteiten en organiseerden we veertig klinische studies bij tweeduizend vrijwilligers. Dit alles met als doel om de gezondheid in België én de rest van de wereld te verbeteren.”
Rachel Alexander: “R&D is cruciaal voor het mogelijk maken van een betaalbare, effectieve, gepersonaliseerde en inclusieve gezondheidszorg. Evidence-based gezondheidszorg moet gebaseerd zijn op data die representatief en inclusief zijn. Wie kan het best bij welke studie worden betrokken? Hoe kan je garanderen dat er geen deel van de populatie wordt vergeten? Onderzoek en ontwikkeling moet niet enkel vertrekken van inclusieve data, maar dient ook de bestaande state-of-the art domeinkennis in rekening te brengen.”
“Omina Technologies ontwikkelt betrouwbare oplossingen op basis van artificiële intelligentie (AI) die de kennis aanwezig in de hoofden van artsen en verpleegkundigen ook in rekening brengen. Dit kan de betrouwbaarheid en robuustheid van onderzoeksresultaten aanzienlijk verbeteren. We gebruiken dus AI om het hele onderzoeksproces inclusiever te maken en de domeinexpertise mee in rekening te brengen.”
An Cloet: “De kracht van R&D hangt af van hoe relevant de uitkomst ervan is voor burgers die we gezond willen houden of patiënten die we willen genezen. Daarmee kunnen we immers ook onze maatschappij gezonder en weerbaarder maken. Innovaties moeten dus tot bij de juiste patiënt geraken om relevant te zijn. Om van fundamenteel onderzoek helemaal tot die klinische relevantie te komen, is een heel ecosysteem nodig.”
Dominique Clarysse: “Intussen zijn we geëvolueerd naar een zeer multidisciplinair ecosysteem. In onze sector is niet langer enkel biologische knowhow belangrijk, maar ook kennis over data en IT. Tot enkele jaren geleden bestond er nog geen opleiding die dat allemaal omvatte. Om onze positie als voorloper te kunnen behouden, zullen we dus nog sterker moeten inzetten op samenwerking én dienen we ons aan te passen aan de nieuwe noden. Om bijvoorbeeld gepersonaliseerde behandelingen mogelijk te maken, zijn ook testen nodig om te specifiëren bij welke patiënten een bepaald middel zal werken.”
Wat zijn de opportuniteiten en uitdagingen van data?
Kathleen D’Hondt: “Het is soms moeilijk om data vrij te maken, omdat datahouders of -beheerders zichzelf vaak als de eigenaar zien van bepaalde data. In dat kader werkt men momenteel aan de European Health Data Space verordening die alle partners ervan moet overtuigen om hun data beschikbaar te maken voor primair (in de gezondheidssector zelf) én secundair (beleidsrelevant, fundamenteel en toegepast onderzoek) gebruik.”
Elisabeth Van Damme: “Recent werd om die reden de Belgian Health Data Authority opgericht. Het is van uiterst belang dat deze ook het werk kan starten om zo klinische operaties in België te versterken. Er is met name een sterke internationale competitie.”
Kathleen D’Hondt: “Inderdaad, maar dat is slechts één stuk van de puzzel. Dat agentschap richt zich enkel op het delen van met- “Om onze positie als wereldwijde voorloper te behouden, moeten we nog sterker inzetten op samenwerking” De innovatieve toepassingen in de lifesciencessector zijn zowel op het vlak van snelheid, omvang als impact ongezien. Dat biedt enorme opportuniteiten voor ons land, maar brengt ook heel wat uitdagingen met zich mee die een juiste omkadering en aanpak vereisen. Zes topvrouwen gaan in debat en laten hun licht schijnen over de toekomst van de Belgische life sciences. De toekomst van life sciences in België Tekst: Joris Hendrickx adata. Alle regio’s en ziekenhuizen moeten ook op één lijn worden gebracht én worden overtuigd.”
Liesbeth Ceelen: “Veel bedrijven investeren vaak het meeste geld in de latere fases van klinisch onderzoek. Zulke klinische studies kosten echter massa’s geld. Aan early stage research wordt daarentegen proportioneel weinig uitgeven. Dat is jammer, want net daar vallen enorme winsten te rapen. Door te vertrekken vanuit de data kan men heel wat geld uitsparen en sneller tot inzichten en dus mogelijk succes komen.”
Door te vertrekken vanuit data kan men heel wat geld uitsparen en sneller tot inzichten en dus mogelijk succes komen.
Liesbeth Ceelen, CEO Biolizard
Elisabeth Van Damme: “Het gebruik van AI en machine learning heeft het potentieel om de manier waarop we nieuwe geneesmiddelen en vaccins ontdekken, ontwikkelen en afleveren helemaal te transformeren. De opkomst van nieuwe AI-modellen – zoals ChatGPT – heeft de vraag doen rijzen hoe we AI het best kunnen inzetten, maar ook de risico’s kunnen beperken. Nu landen hier regelgeving rond beginnen te ontwikkelen, geloven wij dat regelgevingskaders die risicogebaseerd, contextspecifiek (d.w.z. sectorspecifiek, bij ons gereguleerd door gezondheidsautoriteiten), flexibel en collaboratief zijn, de uitdagingen van AI effectief kunnen aanpakken, een verantwoorde invoering van AI kunnen versnellen en het volledige potentieel van AI kunnen benutten. Nationale én internationale interoperabiliteit is essentieel om AI met succes in te zetten in wereldwijde bedrijven.”
Kathleen D’Hondt: “AI kan ontzettend krachtig zijn, maar enkel wanneer het goed getraind is. Voorlopig slaagt men nog niet erg goed in de in silico modelling van moleculen. Er zal dus nog een wisselwerking nodig zijn tussen in silico en klassieke wetenschap. Elk model moet worden getest met een basisonderzoek in een lab, pas nadien kan je naar een proof of concept gaan.”
Men werkt momenteel aan de European Health Data Space verordening die alle partners ervan moet overtuigen om hun data beschikbaar te maken voor primair én secundair gebruik.
Kathleen D’Hondt, Policy Advisor Vlaams Departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI)
Rachel Alexander: “Om de shift naar een continu, proactief en preventief gezondheidsmanagement mogelijk te maken, moeten we de uitdaging van data privacy en het combineren van data en klinische domeinkennis aangaan. Personen moeten bereid zijn om continu hun gezondheidsdata te meten en te delen én er moet klinische domeinkennis in rekening worden gebracht. Er zijn reeds veel digitale gezondheidsapplicaties die gebruikmaken van AI en die gezondheidsdata gebruiken om vroegtijdig ziektes te detecteren en/of ons voortdurend aanbevelingen geven om onze gezondheid te verbeteren. Dergelijke AI-oplossingen moeten echter by design rekening houden met de privacywetgeving en privacyvoorkeuren.”
“Omina Technologies heeft een privacy-preserving AI-suite ontwikkeld die performante voorspellingen, aanbevelingen en analyses kan maken, rekening houdend met de verschillende privacyvoorkeuren van individuen en de geldende privacywetgeving. Tegelijk beschermt deze ook de persoonlijke data door de AI-oplossing te trainen op gepseudoanonomiseerde data die zo weinig mogelijk persoonlijke data gebruikt (data minimization by design). Daarnaast moeten we de uitdaging aangaan om data te combineren met kennis door open te staan voor reasoning-based AI in combinatie met traditionele learning-based AI (machine learning op basis van data).”
Liesbeth Ceelen: “Er is inderdaad een groeiend inzicht dat menselijke kennis over biologie nodig blijft. Een AI-model alleen zal niet noodzakelijk aangeven of een uitkomst klinisch relevant is. Daarbovenop is de juiste data-input cruciaal om het model goed te laten werken. Wij zetten daarom sterk in op data management en data fairness.”
Hoe kan de overheid R&D in de life sciences bevorderen?
Kathleen D’Hondt: “Dat is de missie van ons departement. Er is vanuit Vlaanderen ook heel wat funding. Zo financiert het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek het basisonderzoek, terwijl VLAIO zich eerder richt op onderzoek en innovatie door bedrijven. Er bestaan daarnaast ook heel wat initiatieven die daartussen vallen en de brug maken tussen beide werelden. Daarnaast hebben we vanuit Vlaanderen de speerpuntcluster Medvia opgericht om innovatie te versnellen en ook sneller te vertalen naar de patiënt. Een groot stuk van ons Europees partnerschap over gepersonaliseerde geneeskunde richt zich op het proactief versnellen van innovatie door de onderzoeksresultaten van universiteiten zo snel mogelijk naar hogere TRL-niveaus te helpen tillen en demonstratieprojecten te financieren. Er zijn al enorm veel innovaties op de markt, maar we moeten wel erkennen dat er in de gezondheidssector vaak weinig tijd en middelen zijn om nieuwe dingen te proberen. Die vertalingsslag naar de professionele omgeving moet dus beter worden ondersteund.”
An Cloet: “In eerste instantie hebben innovatieve bedrijven een duidelijk regulatoir kader nodig voor onderzoek en het goedkeuren van geneesmiddelen. Innovatie gebeurt echter alsmaar sneller en bovendien kunnen innovaties vaak niet meer in een duidelijke categorie worden geplaatst. De vraag stelt zich dus hoe die dan moeten worden geëvalueerd, hoe men ermee moet omgaan en hoe het gezondheidsstelsel daarrond moet worden georganiseerd. Het is dus belangrijk om een regelgeving te hebben die rekening houdt met en klaar is voor deze innovaties. Anders kunnen deze niet verder worden ontwikkeld tot hun volle potentieel, noch worden ingezet waar ze het verschil kunnen maken. Daarnaast moet de overheid ook zorgen voor een goede bescherming via intellectuele eigendomsrechten (IP). Dat is immers de basis voor farmaceutische bedrijven om onderzoeken en ontwikkeling te kunnen voeren, gezien de enorme risico’s en jarenlange trajecten die daarbij horen. Helaas staat dit systeem vandaag onder druk. Sommigen denken ten onrechte dat IP innovatie tegenhoudt, terwijl deze bescherming net innovatie stimuleert.”
De kracht van R&D hangt af van hoe relevant de uitkomst ervan is voor burgers die we gezond willen houden of de patiënten die we willen genezen. Innovaties moeten tot bij de juiste patiënt geraken om relevant te zijn.
An Cloet, External Affairs Director MSD
Kathleen D’Hondt: “Anderzijds is het de verantwoordelijkheid van bedrijven om een gezond businessmodel op te zetten. De huidige manier om innovatieve middelen naar de markt te brengen, is ontzettend duur en onhoudbaar. De return moet fair zijn zonder dat het middel onbetaalbaar wordt voor onze gezondheidszorg.”
An Cloet: “Antibioticaresistentie is een probleem dat veel wetenschappers en beleidsmakers terecht bezorgd maakt. Het is daarom belangrijk om nieuwe antibioticia te ontwikkelen voor het geval we ze in de toekomst zouden nodig hebben. We verwachten dus dat bedrijven investeren in de R&D van antibiotica met de hoop dat ze nooit zullen worden gebruikt. Dat is uiteraard een zeer moeilijk businessmodel. Toch moet dat gebeuren en moeten we klaar zijn indien er resistenties zouden optreden. Er zijn dus incentives nodig voor bedrijven die zich specifiek daarvoor willen inzetten. Daarnaast moet er anders worden nagedacht over hoe we deze nieuwe antibiotica best beschikbaar houden. Landen zoals Zweden en het VK hebben modellen opgezet waarbij ze bedrijven betalen om bepaalde antibiotica beschikbaar te houden zonder dat ze worden gebruikt, als een soort van abonnement of verzekering.”
Kathleen D’Hondt: “Zulke modellen worden momenteel op Europees niveau onderzocht, maar tot nu toe leverde dat nog geen magische oplossing op.”
Elisabeth Van Damme: “Zopas werd een draft van de nieuwe Europese farmawetgeving gepubliceerd. Eén element daarvan is hoe we antibioticaresistentie beter kunnen tegengaan. Dat kan onder andere door meer te vaccineren, zodat er minder antibiotica moeten worden gebruikt. Helaas is slechts 1,6% van het totale Belgische gezondheidsbudget voorzien voor preventie, waarvan 0,5% voor vaccinatie. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) beveelt nochtans 5% aan. Er moet hier dus meer financiering voor komen. De Vlaamse speerpuntcluster Medvia is een fantastisch middel om onderzoek te stimuleren. Een sterkere samenwerking met de Waalse tegenhanger BioWin moet worden aangemoedigd. We horen vanuit Vlaamse universiteiten dat het soms makkelijker is om samen te werken met internationale universiteiten dan met Waalse. Dat is onbegrijpelijk. We kunnen enkel maar sterker worden door bruggen te bouwen en samen te werken.”
Kathleen D’Hondt: “Dat kan en gebeurt in zekere mate ook al. Een essentiële voorwaarde is dan wel dat alle partijen interesse hebben in meer samenwerking.”
Wat is nodig om onze sterke positie in life sciences te behouden?
Elisabeth Van Damme: “Hoewel we aspecten van de recente Europese farmaregelgeving verwelkomen, zoals een vereenvoudiging van de regelgeving en steun voor de ontwikkeling van nieuwe antibiotica ter bestrijding van antimicrobiële resistentie, maken we ons zorgen over de voorgestelde vermindering van de regelgeving omtrent intellectuele eigendomsrechten. Elke verzwakking van het EU-kader voor intellectuele eigendom zal de toegang van Europese patiënten tot innovatieve geneesmiddelen en vaccins belemmeren, en de aantrekkelijkheid van Europa als bestemming voor investeringen in biowetenschappen schaden.”
An Cloet: “Tijdens de coronacrisis wilde ieder land het onderzoek en de productie terug naar Europa halen. Dat staat haaks op de huidige realiteit waarin Europa het kader daarrond absoluut niet versterkt. Integendeel, de nieuwe Europese wetgeving die op dit moment op tafel ligt, verzwakt België en Europa inderdaad zelfs ten opzichte van andere regio’s in de wereld die wel begrepen hebben dat IP een belangrijke steunpilaar is van onderzoek en innovatie in de life sciences.”
Kathleen D’Hondt: “Het belang van IP begrijpt men in Europa wel degelijk. Zo zet het huidige kaderprogramma ontzettend veel publieke middelen in op onderzoek en innovatie. De filosofie is hier uiteraard wel anders dan bijvoorbeeld in de VS, waar men makkelijker private investeerders vindt. Men moet ook hier beseffen dat niet alles kan worden gefinancierd door de overheid.”
An Cloet: “Het gaat echter over meer dan financiering. Ook het reglementaire kader heeft een belangrijke impact op hoe interessant het is voor bedrijven om hier te opereren. Er zijn intussen al bedrijven die geen klinische studies meer doen in België. Dat is bijzonder jammer, want we beschikken hier over het volledige ecosysteem. Verzwak je echter één schakel in die keten, dan komt het volledige ecosysteem onder druk te staan.”
Kathleen D’Hondt: “De toegang tot data is daarin zeker ook cruciaal. We moeten daarom absoluut één onestopshop creëren voor health data access.”
Liesbeth Ceelen: “Er lijken nog winsten te boeken als het neerkomt op samenwerking tussen Waalse en Vlaamse bedrijven. Ik denk dat een goede afstemming tussen VLAIO en BioWin hierbij kan helpen. Zo was het niet eenvoudig om een samenwerking met een Waals bedrijf aan te gaan in het kader van een onderzoeksproject, tenzij we op Europees niveau funding gingen zoeken.”
Kathleen D’Hondt: “Ook voor internationale samenwerkingen op Europees niveau dient men de nationale budgetten van die andere landen aan te spreken. Er is dus op zich geen verschil met samenwerkingen tussen Vlaamse en Waalse bedrijven. Beide partners moeten steeds elk hun eigen funding aanvragen en dan vervolgens samenbrengen. Toch bestaat er wel degelijk een instrument waar zowel Vlaanderen als Wallonië interregionaal samenwerken met andere innovatieve regio’s in Europa, namelijk het Vanguard Initiative. Dat is een vzw waar één van de thematische pilots zich richt op smart health. Het doel hiervan is om complementaire partners samen te laten werken rond interregionale investeringsprojecten. Hiervoor kunnen zij dan steun krijgen vanuit Europa. De ambitie is zelfs zo groot dat de Europese Investeringsbank al interesse toont.”
Welke ethische overwegingen moeten worden gemaakt bij de ontwikkeling van nieuwe behandelingen?
Rachel Alexander: “Men wil de gezondheidszorg vandaag dichter naar de patiënt brengen. Veel bedrijven hebben in dat kader gezondheidsapps en digitale gezondheidsecosystemen ontwikkeld zodat ze data kunnen verzamelen over patiënten, artsen en andere stakeholders. Op basis van de inzichten die daaruit voortkomen, hopen zij tot behandelingen te komen die beter zijn afgestemd op de noden van iedere patiënt. Zij botsen daarbij echter vaak op de ethische vraag welke data zij mogen gebruiken en hoe ze die mogen gebruiken. Hierdoor wordt maar liefst 94% van de AI-projecten in de life sciences nooit verder uitgevoerd.”
Ethische en legale vereisten moeten, net zoals klinische vereisten, in rekening worden gebracht bij het designen van alternatieve AI-oplossingen.
Rachel Alexander, CEO Omina Technologies
“Ethiek is cruciaal in deze sector, dus je moet daar absoluut al vanaf de start rekening mee houden. Ethische en legale vereisten moeten, net zoals klinische vereisten, in rekening gebracht worden bij het designen van alternatieve AI-oplossingen. De Ethics Gatekeeper component van onze software Justifai kan proactief het AI-design aanpassen en bijvoorbeeld rekening houden met de WHO guidance inzake Ethics and Governance of Artificial Intelligence for Health. De Compliance Gatekeeper component kan proactief het AI-design aanpassen, zodat het compliant is met onder meer de EU AI Act. Tot slot kan je via de Audit en Assessment component aantonen dat de AI-oplossing deze ethische standaarden respecteert en aan de legale vereisten voldoet.”
Elisabeth Van Damme: “Een verantwoorde toegang tot gezondheidsgegevens biedt veel potentieel voor de ontwikkeling van geneesmiddelen en vaccins. Het behoud van het vertrouwen van het publiek in het gebruik van deze gegevens is van fundamenteel belang. Overheden moeten blijven samenwerken met de industrie om systemen op te zetten die een evenwicht vinden tussen toegang en behoud van privacy. Op ethisch vlak staat de lifesciencessector al bijzonder ver. Ondanks al die inspanningen is er soms toch nog weinig vertrouwen, zoals bijvoorbeeld in vaccins. Die kunnen het slachtoffer worden van hun eigen succes: als je goed vaccineert verdwijnen ziekten en krijg je mensen die beweren dat het onnodig was. Sinds de pandemie is er ook een zekere moeheid opgetreden.”
Het gebruik van AI en machine learning heeft het potentieel om de manier waarop we nieuwe geneesmiddelen en vaccins ontdekken, ontwikkelen en afleveren helemaal te transformeren.
Elisabeth Van Damme, External Communication & Governmental Affairs Director GSK
“Men zou nog beter moeten beseffen dat vaccins dienen om hen gezond te houden. Wat betreft vaccinatie voor volwassenen worden daar niet alleen kosten door ziekten en complicaties mee vermeden, maar blijft deze populatie ook langer actief en zelfstandig. Vaccinatie is één van de meest kosteneffectieve gezondheidsmaatregelen. Helaas worden vaccins tegen infectieziektes onvoldoende gefinancierd en toegediend.”
Dominique Clarysse: “Dit is inderdaad een domein waar educatie opnieuw zou moeten worden opgenomen. Helaas circuleren er op sociale media heel wat miscommunicaties en extreme ideeën waar we weinig vat op hebben. Hierdoor krijgen mensen zeer eenzijdige informatie en worden die foute beelden enkel maar verder gevoed. Zo treedt vaccinmoeheid op en dreigt op termijn de kracht van de vaccins af te nemen. Deze zijn nochtans heel belangrijk in het licht van preventie.”
An Cloet: “Maar het kan ook anders. In Zweden heeft men heel krachtige systemen om de bevolking op te volgen. Het secundair gebruik van data maakt daar deel van uit. Hierdoor kunnen zij eliminatieprogramma’s van bepaalde ziektes opzetten. Zo hebben ze onlangs het doel gesteld om tegen 2030 alle HPV-gerelateerde kankers uit te roeien. Dat is enkel mogelijk als je via data op elk moment kunt meten waar je staat ten opzichte van het vooropgestelde doel. Zonder de nodige data is populatiemanagement zeer moeilijk tot onmogelijk. Hiervoor is er in België nog veel ruimte voor verbetering.”
Kathleen D’Hondt: “Een Europese verordening waar men momenteel aan werkt, wil duidelijkheid verschaffen hoe data kunnen worden gedeeld. Maar er is wel nog enige discussie in Europa. Sommige landen willen de burgers de mogelijkheid geven om te kiezen voor een opt-in. Anderen willen enkel een opt-out-mogelijkheid voorzien, met hierop nog een aantal uitzonderingen voor sommige essentiële zaken waarin datadeling noodzakelijk is. Momenteel trachten we beleidsmakers op diverse niveaus uit te leggen wat dat allemaal inhoudt. Daar zien we opnieuw dat ethische kwesties spelen die aan ideologie gebonden kunnen zijn.”
Rachel Alexander: “We zullen stapsgewijs moeten inzetten op ecosystemen van vertrouwen. Als je data wil verzamelen van patiënten of artsen met als doel hen beter te kunnen helpen, zal daar eerst een vertrouwensrelatie voor moeten worden opgebouwd. Ons platform kan daarbij helpen, maar het kan in feite op verschillende manieren. Doe je die inspanning niet, dan is het logisch dat mensen je automatisch zullen wantrouwen als je plots hun data wil verzamelen en gebruiken.”
Hoe gaat de sector om met de huidige war for talent? En welke rol kunnen vrouwen hierin spelen?
Dominique Clarysse: “Alle gegevens moeten bij elkaar worden gebracht, en dat proces vereist veel mensen die we tegenwoordig moeilijk vinden. Om die bottleneck te voorkomen, moeten er binnen ons ecosysteem snellere en aantrekkelijkere opleidingen worden voorzien.”
We zijn geëvolueerd naar een zeer multidisciplinair ecosysteem. In onze sector is niet langer enkel biologische knowhow belangrijk, maar ook kennis over data en IT.
Dominique Clarysse, Country Business Leader BNL BD Integrated Diagnostic Solutions
Liesbeth Ceelen: “Wij werven vaak mensen aan die rechtstreeks van de universiteit komen en leiden die dan zelf verder op. Zeker profielen met een specifieke en diepgaande kennis in bijvoorbeeld machine learning en biologie zijn moeilijk te vinden.”
Kathleen D’Hondt: “De curricula moeten ook sneller worden aangepast aan de evoluerende noden.”
Elisabeth Van Damme: “In de lifesciencesen zorgsector zijn vrouwen reeds goed vertegenwoordigd. Ook ons onderzoeksdepartement bestaat voor 60% uit vrouwen. We zetten sterk in op inclusie en diversiteit op alle vlakken en streven steeds naar een goed evenwicht, omdat we weten dat diversiteit onze teams performanter maakt.”
Kathleen D’Hondt: “In de biomedische, moleculaire en biotech studierichtingen maken vrouwen al 50% of zelfs meer uit van het totaal aantal afgestudeerden. De uitdaging stelt zich vooral wanneer die vrouwen tijdens hun carrière kinderen krijgen en dan even wat minder beschikbaar zijn.”
Liesbeth Ceelen: “Het hangt natuurlijk voor een stuk van je eigen keuzes af. Ikzelf ben ook moeder en ben toch blijven doorgaan.”
Rachel Alexander: “Zeker de jongere generaties kijken daar heel anders naar. Ik zie wel nog steeds dat het domein van AI een echte mannenwereld blijft. Om een betrouwbare en ethische AI te kunnen ontwikkelen, zijn echter verschillende perspectieven nodig. Vanuit die overtuiging zetten ook wij sterk in op inclusiviteit.”
An Cloet: “Wereldwijd bestaat ons personeel voor ongeveer 50% uit vrouwen, over alle functies heen. In 2017 waren nog maar 23% van onze executives vrouwen. Nu is dat 43%. Dit heeft te maken met de toegenomen instroom van vrouwen, maar ook met onze enorme inspanningen om barrières weg te nemen voor vrouwen zodat zij kunnen doorgroeien. De link tussen studierichtingen en de uiteindelijke job waar men terecht komt wordt ook alsmaar vager.”
Kathleen D’Hondt: “Bio-informatica zou in ieder geval geen keuzevak meer mogen zijn. Het vormt vandaag de kern van innovaties in onze sector, net zoals iedereen al langer begrijpt dat je geen biologie kan studeren zonder genetica te krijgen.”
Elisabeth Van Damme: “Net daarom is het zo belangrijk dat de privésector blijft communiceren met de academische sector over wat de noden zijn en waar toekomst in zit.”