Skip to main content
Home » Circulaire Economie » 20 jaar ‘MOS, duurzame scholen, straffe scholen’
Circulaire Economie

20 jaar ‘MOS, duurzame scholen, straffe scholen’

MOS-team
Met dank aan
Het MOS-team: duurzaamheid is één van de zestien sleutelcompetenties die de basis vormen voor de nieuwe eindtermen voor het secundair onderwijs.
MOS-team
Met dank aan
Het MOS-team: duurzaamheid is één van de zestien sleutelcompetenties die de basis vormen voor de nieuwe eindtermen voor het secundair onderwijs.

Al sinds 2002 helpt MOS leerkrachten en directies om van hun school een duurzame leeromgeving te maken. “Vandaag ligt daarbij meer dan ooit de focus op het engagement en de competenties van de leerlingen”, zeggen Veronique De Grave en Karel Coenen.

foto’s: Hilde Lenaerts

Veronique De Grave

MOS-coördinator

Vlaamse Overheid

Karel Coenen

MOS-begeleider basisonderwijs

Provincie Limburg

Wat is de visie achter MOS?

De Grave: “MOS is een samenwerking tussen het Departement Omgeving van de Vlaamse overheid, de Vlaamse provincies en de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Het is een educatief project voor basis- én secundair onderwijs rond milieuzorg. Dit jaar viert MOS haar twintigste verjaardag.”

Coenen: “Door de jaren heen is naast milieuwinst vooral educatieve winst alsmaar belangrijker geworden. In dat kader deden we in het verleden al aan procesbegeleiding. We boden scholen een volledig actieplan (met lesideeën, acties, projecten, subsidies,…), waarmee ze gedurende een heel schooljaar in de diepte en op verschillende niveaus konden werken rond één bepaalde thematiek. Vertrekken vanuit de visie en eigenheid van de school was daarbij een belangrijke succesfactor. Maar ook participatie en draagvlak bij de kinderen waren essentieel. Met een systeem van logo’s zorgden we voor een zekere kwaliteitscontrole en stimulering om naar een hoger niveau te gaan.”

Dankzij de inzet van vele straffe MOS-scholen en -partners hebben duizenden kinderen en jongeren kennisgemaakt met duurzaam leven en leren.

Hoe is MOS verder geëvolueerd tot zijn huidige vorm?

De Grave: “Intussen zijn de maatschappij, de inzichten op vlak van duurzaamheidseducatie én het onderwijslandschap enorm veranderd. Uit een onderzoek van de Universiteit Antwerpen in opdracht van de Vlaamse overheid in 2013 kwamen heel wat aanbevelingen voort die leidden tot een grote transformatie van MOS in 2014. Van een vrij strak te volgen plan schakelden we over naar een f lexibeler concept waarbij scholen zelf meer eigenaarschap krijgen en initiatief kunnen nemen. Vanuit MOS nemen wij hierin een meer coachende rol op waarbij we voor iedere school op maat werken.”

Coenen: “Daarmee hebben we ook onze MOSlogo’s achterwege gelaten. Met ons huidige concept willen we meer structurele impact en gedragsverandering realiseren. Dat kan door dichter aan te sluiten bij de eigenheid en identiteit van de school en individuele leerkrachten. We ondersteunen en motiveren hen op een positieve manier, brengen hen in contact met gelijkgestemde leerkrachten en geven vormingen rond duurzaamheidsthema’s.” De Grave: “We kunnen stellen dat MOS in die 20 jaar tijd een verschil heeft gemaakt. Dankzij de inzet van vele straffe MOS-scholen en -partners hebben duizenden kinderen en jongeren kennisgemaakt met duurzaam leven en leren. Daarom grijpen we deze twintigste verjaardag ook aan om al die mensen te bedanken met onze #BedanktomteMOSsen-campagne.”

Leerlingen die meer contact hebben met natuurelementen en er meer bij worden betrokken, zullen later ook meer duurzaam gedrag stellen.

Hoe slagen jullie erin om leerkrachten en leerlingen zo geëngageerd te houden?

Coenen: “We blijven scholen regelmatig triggeren rond duurzaamheid en polsen hoe het gaat met hun lopende projecten zodat dit blijft leven. We zetten nu sterk in op schoolvergroening waarbij leerkrachten, leerlingen en ouders kunnen participeren in het ontwerp van hun groene schoolomgeving. Vervolgens helpen we hen ook om dat schoolgroen educatief te benutten.”

De Grave: “Uit de studie in 2013 bleek dat een vergroening van het schooldomein en de schoolomgeving sterk kan bijdragen aan de zorg voor het milieu. Leerlingen die meer contact hebben met natuurelementen en er meer bij worden betrokken zullen later meer duurzaam gedrag stellen. Om scholen te engageren, organiseren we bovendien drie actiedagen per schooljaar. Op Black Friday roepen we scholen op om mee te gaan op #MissieMinder. Deze actiedag focust op de impact van consumptiegedrag. Op Dikketruiendag hebben we aandacht voor de klimaatverandering en met de Buitenlesdag moedigen we scholen aan om buiten les te geven. Ook scholen die nog niet zoveel doen rond duurzaamheid kunnen zo toch eenmalig deze thema’s in handen nemen, terwijl het voor andere een opportuniteit is om hun inspanningen extra in de kijker te zetten.”

Wat zijn jullie verdere plannen met MOS Vlaanderen?

Coenen: “Ons doel is om de SDGs, de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen, meer bekend te maken als werkingskader. Maar we willen de school ook zo breed mogelijk benaderen door in zetten op professionalisering, duurzame infrastructuur en samenwerking en integratie met de buurt. Dat kan door bijvoorbeeld het openstellen van groene speelplaatsen voor buren. Tot slot zullen we in deze uitdagende tijden voor leerkrachten extra flankerend en ondersteunend moeten werken. Daarbij ontzorgen we hen waar het kan en blijven we hen motiveren en samenbrengen met gelijkgezinden.”

De Grave: “Duurzaamheid is één van de zestien sleutelcompetenties die de basis vormen voor de nieuwe eindtermen voor het secundair onderwijs. Scholen staan voor een uitdaging om deze te implementeren en daarin kunnen wij hen helpen. Naast kennis over duurzaamheid(sthema’s) leggen we steeds meer de nadruk op het aanreiken van duurzaamheidscompetenties. Kinderen en jongeren moeten immers dingen kunnen, willen maar ook durven veranderen.”

Coenen: “We willen het eigenaarschap nog meer in handen leggen van de leerlingen. Dat doen we voor een stuk door de leerkrachten meer aan te sporen om aan de slag te gaan met lokaal relevante duurzaamheidsthema’s. Thema’s die dicht bij de leefwereld van hun leerlingen liggen. Zo zullen zij meer gemotiveerd zijn om aan de slag te gaan en de nodige competenties te ontwikkelen.”

Next article