Skip to main content
Home » Innovatie » “We kunnen het ons niet meer veroorloven om binnen ons eigen vakgebied te blijven”
Debat

“We kunnen het ons niet meer veroorloven om binnen ons eigen vakgebied te blijven”

In de slimme steden van morgen draait alles rond efficiëntie, flexibiliteit en duurzaamheid. Technologie en samenwerking zijn daarbij cruciaal, maar wat is er nodig om deze evolutie in goede banen te leiden? Onze experten delen hun visie over de stad van de toekomst.

Tekst: Joris Hendrickx – Foto’s: Kris Van Exel

----- LONGREAD -----

Hoe belangrijk is samenwerking in de slimme stad van morgen?

Koen Somers: “Er ontstaan steeds meer interacties en afstemmingen tussen systemen die vroeger volledig los stonden van elkaar.”

Pieter Ballon: “Inderdaad, ook in het onderzoek zien we alsmaar meer ontwikkelingen met een vervlechting van diverse functies en toepassingsdomeinen. Het komt er voor alle betrokkenen dus op aan om uit hun comfortzone te stappen. Zo is onze onderzoeksgroep SMIT ontstaan vanuit de communicatiewetenschappen, maar via de nieuwe media is ze zich uiteindelijk ook gaan toespitsen op platformen die een mediërende rol vervullen op het vlak van mobiliteit, veiligheid, energie, enz. We kunnen het ons niet meer veroorloven om binnen ons eigen vakgebied te blijven.”

Sam Schellekens: “Is dat niet eigen aan alles vandaag, zeker wat betreft smart cities? Iedereen moet worden betrokken, want iedereen heeft een impact. Ook wij gaan steeds verder in het uitbouwen van ecosystemen en partnerships, omdat we weten dat we het allemaal niet meer alleen kunnen blijven doen.”

Koen Somers: “De evolutie van nieuwe technieken gaat zo snel dat het onmogelijk is om nog op alle domeinen mee te zijn.”

Koen Somers, Head of Sales & Marketing bij Priva

Hoe kunnen we die nieuwe technologieën en media in dat kader het best inzetten?

Pieter Ballon: “Het internet en nieuwe technologieën zijn echte equalizers: iedereen wordt op hetzelfde platform en niveau gebracht en iedereen wordt ook afhankelijk van elkaar. Het komt er dus op aan om te netwerken en te clusteren. Ook op maatschappelijk vlak geldt hetzelfde: beslissingen en processen kunnen niet meer als een losstaand gegeven worden gezien.”

Danny Baeten: “Sociale media en digitale technologieën hebben ervoor gezorgd dat communicatie niet meer kan worden gestuurd. Vroeger kon men beslissen welke communicatie verder werd verspreid en welke niet. Dat kan nu niet meer. In plaats van te communiceren moet men nu dus inspireren. Binnen bedrijven en in het ecosysteem rondom hen zien we hetzelfde: je kan mensen niet meer zomaar iets opleggen, je moet hen aanzetten tot beweging door hen te inspireren en door een connectie te maken.”

Prof. Pieter Ballon, Director Humanized Technologies bij IMEC

Koen Somers: “Je kan trouwens veel data verzamelen, maar deze moeten ook relevant zijn. Daarnaast maken de bewerking ervan en welke acties eraan worden gekoppeld het verschil. Het is dus soms beter om te focussen op een beperkte maar kwalitatieve dataset, in plaats van uiteindelijk met veel data te zitten waar je niets mee kan doen of waar je onnodig moeite hebt ingestoken.”

Pieter Ballon: “Het is inderdaad niet omdat er veel belanghebbenden en data zijn, dat er geen filtering of aansturing meer nodig zijn. Er is nog steeds nood aan een bepaalde richting. Daar kunnen vervolgens dan beslissingen en acties op worden gebaseerd. Toch gebeurt dat niet meer zoals vroeger door personen die de informatie verzamelen en filteren. Vandaag fungeren de connectiviteitsmedia als een mediator tussen mensen onderling, waarbij automatisch informatie wordt gefilterd op basis van onder meer interesses en online gedrag.”

Wat zijn de risico’s?

Koen Somers: “Het gevaar is dat we daardoor mogelijk toch interessante of belangrijke informatie gaan verliezen.”

Pieter Ballon: “De aansturing en filtering gebeurt dan inderdaad op een heel andere manier. We evolueren bovendien naar contextmedia, waarbij platformen en filteringen zich tussen ons en onze fysieke omgeving en context bevinden. Omdat alles dan gebeurt op basis onder meer algoritmen en AI zullen we hier nog weinig grip op hebben, maar de filtering en aansturing zullen er wel degelijk zijn. De logica die daar achter steekt, zal bepalen in welke richting we verder evolueren.”

Sam Schellekens: “Is er dan toch niet het gevaar dat er net zoals fake news ook fake data zullen ontstaan? Alle beslissingen zullen immers worden genomen op basis van data. Wanneer die foutief begint binnen te komen, dan zullen de beslissingen die daaruit voortvloeien ons niet ten goede komen.”

Pieter Ballon: “Wanneer een beslissing onmiddellijk wordt genomen op basis van de data die op dat moment binnenkomen, dan is het risico groter.”

Sam Schellekens, Business Development Manager bij Telenet Group

Koen Somers: “Toch is net dat hetgeen waar we naartoe moeten, zeker wanneer je bijvoorbeeld kijkt naar de klimaatregeling. Vroeger liepen we daarmee altijd achter de feiten aan. De temperatuur werd gecorrigeerd op basis van hoe warm of koud het al was. In de nabije toekomst zal dat echter proactief gebeuren. Het systeem zal actie ondernemen op basis van bijvoorbeeld weersvoorspellingen.”

Pieter Ballon: “De concurrentie zal net gebeuren op basis van de superioriteit van die data, wat het systeem daaruit filtert en hoe de analyse daarop vervolgens gebeurt.”

Sam Schellekens: “Zolang alles goed gaat, zijn zulke proactieve acties inderdaad mogelijk. We moeten echter ook aandachtig zijn voor mensen met slechte bedoelingen die dat systeem hacken en dan foute data doorgeven. Hoe complexer, autonomer en meer zelflerend het systeem, hoe moeilijker voor mensen om zulke inbreuken nog tijdig vast te stellen en op te lossen. De consequenties kunnen dan zwaar zijn.”

Koen Somers: “Net daarom werken wij samen met partners die bijvoorbeeld gespecialiseerd zijn in de beveiliging van netwerken en hardware. Zo vermijden we dat iemand kan binnendringen om het systeem te manipuleren. Wijzelf staan intussen in voor het goed en veilig functioneren van datgene waar wij in gespecialiseerd zijn: het binnenklimaat en energieverbruik.”

Sam Schellekens: “Het risico is dan helaas wel dat één zwakke schakel een impact kan hebben op het hele systeem. Alles is nu eenmaal met elkaar geconnecteerd.”

Danny Baeten, Directeur Business Development & Innovatie bij Aquafin

Pieter Ballon: “Ieder bedrijf wordt minstens voor een deel een databedrijf en moet dus bewust bezig zijn met welke data het genereert en wat het daarmee kan doen. Zo ontstaan er enorm veel interessante verbindingen en innovatiemogelijkheden, maar ook mogelijke risico’s die moeten worden aangepakt. Er zullen dus bepaalde grenzen moeten worden vastgelegd wat betreft de data die al dan niet meteen tot een beslissing of actie kunnen leiden. We staan nu nog maar aan het begin hiervan.”

Koen Somers: “Ieder bedrijf zal zulke grenzen moeten inbouwen. Daarbij kan bijvoorbeeld een melding worden gegeven bij afwijkende waarden, waarna een fysiek persoon een handmatige controle zal moeten uitvoeren.”

Sam Schellekens: “Toch zijn afwijkende waarden niet noodzakelijk een probleem. Zo zal een gebruiker soms bijvoorbeeld zijn verwarming warmer willen hebben dan normaal. Die persoon zal dan moeten bevestigen aan het systeem dat dat ok is, maar daar zit je dan meteen ook met een zwakke schakel. Soms kan de gebruiker immers te licht over die goedkeuring gaan. Op zich is dat een vrij onschuldig voorbeeld, maar gezien de enorm snelle technologische ontwikkelingen zullen er binnen slechts enkele jaren heel wat complexe toepassingen zijn waar zulke risico’s een veel grotere impact kunnen hebben.”

Wat is het potentieel op het vlak van waterbeheer?

Danny Baeten: “Door het toenemende gebrek aan water moeten we regenwater scheiden van afvalwater. Zo kunnen we het nuttig inzetten. Toch zijn er nog steeds heel wat steden en gemeenten die dat water zo snel mogelijk weg willen om overstromingen te voorkomen. Door de klimaatverandering en de toenemende intensiteit van de buien is dat idee echter helemaal achterhaald. De infrastructuur die voor die uitzonderlijke omstandigheden zou nodig zijn, is gigantisch. We moeten het water dus eerder plaatselijk laten infiltreren.”

“Daarnaast zijn er de regenwaterputten die heel wat water kunnen opslaan. Met voldoende intelligentie, accurate weersvoorspellingen en sturingsmogelijkheden kunnen deze systemen slimmer worden ingezet. Momenteel staan regenwaterputten immers 90% van de tijd vol, en dat betekent dat we deze gigantische buffercapaciteit niet kunnen benutten bij hevige neerslag.”

“Het zou dus beter zijn om de put vooraf te laten leeglopen en dat water te laten infiltreren in de grond. De eigenaars behouden dan hun comfort, maar zorgen er toch mee voor dat er tijdens droge periodes minder waterschaarste is. Zelfs de afvoersystemen zouden bij droge periodes op dezelfde manier kunnen worden ingezet als een tijdelijke buffer.”

Pieter Ballon: “We moeten het infrastructuurdebat inderdaad dringend opentrekken. We hebben een groene infrastructuur nodig om onze steden leefbaar te houden, en de burgers kunnen daarbij worden betrokken. Hun regenwaterputten moeten worden geconnecteerd. Er ligt daar nog een enorm potentieel.”

Slimme mobiliteit en een slim waterbeheer gaan hand in hand. Door Mobility as a Service zal het autobezit voor velen niet meer aan de orde zijn, waardoor veel parkeerplaatsen overbodig worden. Die vrijgekomen ruimte kunnen we dan aanwenden voor bufferbekkens en meer groen.

Danny Baeten, Directeur Business Development & Innovatie bij Aquafin

Danny Baeten: “We moeten zelfs af van het individuele niveau. Regenwaterputten moeten collectief worden. Wij zouden dan kunnen fungeren als een soort ‘AirBNB’ voor regenwater, waarbij wij volledig instaan voor een optimaal beheer daarvan.”

Koen Somers: “We gaan naar een samenleving waar bijna iedereen in de steden woont. Individuele waterputten zullen daar vaak zelfs niet meer haalbaar zijn door een gebrek aan ruimte. We moeten deze dus collectief maken en ook collectief gaan beheren.”

Danny Baeten: “Dat vraagt dan wel om een nieuwe mindset. Vandaag beschouwen de burgers het water in hun regenwaterput als ‘hun water’ waar ze mee mogen doen wat ze willen, ook als het droog is. De natuur heeft dat water dan echter ook broodnodig. We moeten water dus als een collectief goed zien waarmee we verstandig dienen om te gaan. Digitale technologieën en data kunnen ons daarbij helpen.”

Bestaan er al goede voorbeelden die het potentieel aantonen van initiatieven op het vlak van smart cities?

Pieter Ballon: “In Kopenhagen wilde men zich wapenen tegen overstromingen door 150.000 bomen te planten. Om de burgers enthousiast te maken en te betrekken heeft men er digitale technologieën aangewend. Op 24 uur tijd kregen de initiatiefnemers tienduizenden reacties van bewoners die bereid waren om bomen in hun tuin of straat te laten planten. Het is dus een mooi voorbeeld van hoe publiek en privaat in elkaar kunnen vervloeien dankzij digitale technologie. In België is dat vaak nog moeilijk en stuit men regelmatig zelfs op protest.”

Koen Somers: “In Scandinavië lopen er ook interessante projecten rond wijkverwarming met afval. Wij zijn in België ook betrokken in gelijkaardige initiatieven waar wij dan de data samenbrengen om er een werkend geheel van te maken. In Scandinavië gaat het echter toch nog verder en heeft men zelfs een afvaltekort.”

Pieter Ballon: “De reden waarom we op dat vlak achterstaan in België heeft te maken met onze gebrekkige organisatiecapaciteit. Een gebrek aan visie, initiatieven en innovatie hebben we alvast niet. Het blijkt vaak echter moeilijk om deze verder uit te rollen en op te schalen.”

We hebben in België absoluut geen gebrek aan visie, initiatieven en innovatie, maar het blijkt vaak moeilijk om deze verder uit te rollen en op te schalen.

Prof. Pieter Ballon, Director Humanized Technologies bij IMEC

Danny Baeten: “Voor wat betreft de wijkverwarming is het echter ook een financiële kwestie. De terugverdientijd van een warmtenet is enorm lang. De investering is groot en pas binnen dertig à veertig jaar verdient het zichzelf terug. Bovendien moet de wijk volledig zijn volgebouwd vooraleer zo’n systeem begint te renderen.”

Koen Somers: “Het heeft ook te maken met participatie. De overheid moet een consequente keuze maken en bij nieuwe wijken de bewoners verplichten om deel te nemen aan het warmtenet. Het blijft vaak nog te vrijblijvend.”

Danny Baeten: “Bij Nieuw Zuid in Antwerpen krijgt men ook geen keuze. Het zal echter nog een tijdje duren vooraleer die hele site volgebouwd geraakt en aangesloten is op het warmtenet. Daarna zal het inderdaad nog enkele decennia duren vooraleer het systeem rendabel is. Die periode moet financieel worden overbrugd en gefinancierd.”

Hoe kunnen we vermijden dat zulke initiatieven alleenstaande gevallen blijven?

Sam Schellekens: “Er is vandaag alvast geen tekort aan initiatieven. Het probleem is vooral dat iedere stad en gemeente haar eigen visie heeft. Vlaanderen is nochtans niet zo groot. We gaan bijvoorbeeld ons mobiliteitsprobleem niet oplossen door in alle steden verschillende systemen te lanceren die niet met elkaar communiceren.”

Koen Somers: “Misschien moeten we wat de mobiliteitsproblematiek betreft meteen een stap verder kijken. Moet iedereen nog wel een eigen auto hebben? We zullen volgens mij eerder evolueren naar gedeelde voertuigen die men huurt en gebruikt naargelang de noden die men heeft. Een platform zou dan kunnen aangeven welk het meest aangewezen transport is van de ene naar de andere locatie.”

Sam Schellekens: “Dan komen we terug bij dezelfde problematiek: waarom kan ik in Antwerpen en Brussel momenteel al een Uber nemen, maar in Leuven niet?”

Koen Somers: “We slepen wat dat betreft zeker nog een geschiedenis mee, maar de evolutie naar gedeelde transportmodi valt niet te stoppen. Ook Leuven zal hier vroeg of laat in moeten meegaan.”

Sam Schellekens: “De vraag is wat dat ons zal kosten? Als iedere stad eerst zijn eigen weg uitgaat, zal de factuur uiteindelijk dubbel zo hoog zijn.”

Koen Somers: “We zullen allemaal denser gaan wonen in steden. Het is dus niet houdbaar om allemaal een eigen auto te hebben. Er moet een regulering komen die mensen aanzet om hun wagen achterwege te laten.”

Pieter Ballon: “De geesten zijn alvast aan het rijpen. Velen beseffen alvast dat dit de weg is waar we naartoe moeten. Er is echter nood aan actieve maatregelen om het proces te versnellen. Als mensen kunnen blijven wachten tot ze door de omstandigheden gedwongen worden, dan gaat er enorm veel tijd en geld verloren. We moeten het debat daarom optillen naar het bestuurlijke en maatschappelijke niveau, waarbij er een kader wordt geboden en mensen actief in die richting worden geduwd. Daarnaast is het ook cruciaal om nauw te gaan samenwerken tussen steden en gemeenten. Voorlopig slagen we daar door bepaalde vastgeroeste ideeën nog niet in.”

Koen Somers: “Dat impliceert dan wel dat je de overheid als een voortrekker ziet. Op het vlak van gebouwen gaat de Vlaamse overheid al zeer ver op het vlak van circulariteit, duurzame transportmogelijkheden, enz. Daarmee geeft ze het goede voorbeeld. Toch kunnen we niet wachten tot de overheid bepaalde zaken ook effectief oplegt, want dan zullen veel ideeën reeds lang achterhaald zijn.”

Sam Schellekens: “Het begint vanuit een microsysteem, maar het moet dan wel evolueren naar een macrosysteem. Op een bepaald moment moeten platformen met elkaar gaan communiceren. Het komt er voor steden en gemeenten dus op aan om te kiezen voor open platformen die die mogelijkheid bieden.”

Koen Somers: “Dat is net de reden waarom Priva zoveel wordt gevraagd. We geloven in het delen van data. In een slimme stad zullen gebouwen niet meer op zichzelf staan. Ze zullen communiceren met de rest van de stad. Enkel zo zijn verdere optimalisaties mogelijk op het vlak van energie, water, enz.”

Wat kan de overheid nog meer doen?

Sam Schellekens: “De overheid legt nu alvast bepaalde normen op waar gebouwen aan moeten voldoen. Wat ze echter nog niet doet, is richting geven in welke platformen kunnen worden gebruikt voor een slim gebouw dat met IoT werkt. Dat moeten immers open platformen zijn die toelaten om deel uit te maken van een gedeeld ecosysteem.”

Koen Somers: “Wat dat betreft, verwacht ik van de overheid dat ze enkel de communicatieprotocollen toelaat die het mogelijk maken om te interageren met anderen. Het kan niet meer dat een speler alles rondom zich blokkeert, want dat houdt de innovatie tegen. Er is nood aan een systeem waarbij we elkaar slimmer maken en helpen om op elk niveau optimalisaties door te voeren.”

We geloven in het delen van data. In een slimme stad zullen gebouwen communiceren met de rest van de stad. Enkel zo zijn verdere optimalisaties mogelijk op het vlak van energie, water, enz.

Koen Somers, Head of Sales & Marketing bij Priva

Pieter Ballon: “Bij IMEC trachten we dat alvast mee in te vullen door vanuit een neutrale positie advies te geven over wanneer een systeem open genoeg is en over welke minimumrichtlijnen daarrond kunnen worden opgelegd zonder dat de vrije markt wordt verstoord. Het zou echter nog beter zijn om te evolueren naar bindende richtlijnen of richtlijnen die door een centrale aankoopcentrale in de markt worden gezet. Op die manier zou iedere gemeente niet meer apart alles moeten uitzoeken. Een aankoopcentrale op Vlaams niveau zou een schaaleffect creëren. Organisatorisch en bestuurlijk is dat perfect mogelijk.”

Koen Somers: “Toch ben ik er wat schuw voor om té veel vast te pinnen in een reglementering. Kijk naar hoe snel de smartphones en het internet zijn geëvolueerd. De transitie naar slimmere onderdelen die gaan samenwerken gaat minstens zo snel. Binnen vijf jaar zou ditzelfde gesprek helemaal anders verlopen, maar we weten natuurlijk nu nog niet welke richting het precies zal uitgaan. Als we dit domein nu al vastleggen in beperkende reglementeringen, dan blokkeren we mogelijk ook bepaalde innovaties. De richtlijnen mogen dus niet concreet aangeven op welke manier alles dient te gebeuren, maar we staan er uiteraard wel achter om open systemen te faciliteren.”

Sam Schellekens: “We moeten ook leren uit het internet. Het was immers zeker niet allemaal perfect, vandaar dat onder meer de GDPR er is gekomen. Zelfs in de Verenigde Staten, hét land van de vrijheid, denkt men er intussen aan om zo’n gelijkaardige wetgeving op te stellen. Anders dreigt het hele datagebeuren immers uit de hand te lopen. Maar de regulering mag inderdaad niet te ver gaan.”

Het probleem is vooral dat iedere stad en gemeente haar eigen visie heeft. We gaan bijvoorbeeld ons mobiliteitsprobleem niet oplossen door in alle steden verschillende systemen te lanceren die niet met elkaar communiceren.

Sam Schellekens, Business Development Manager bij Telenet Group

Koen Somers: “Gebouwen die aangesloten zijn op een grid zouden op een bepaald moment hun teveel aan groene stroom of warmte kunnen uitwisselen met andere gebouwen die op datzelfde moment een tekort hebben. De protocollen die we daar vandaag voor gebruiken, kunnen er binnen vijf jaar heel anders uitzien. Priva is hiervoor volop in discussie met de overheid, want de huidige reglementering laat dat eigenlijk niet toe: momenteel mag je je overtollige energie niet zomaar doorgeven aan je buurman. We moeten vechten tegen reglementeringen die ooit zeker hun nut hebben gehad, maar die eigenlijk niet meer zijn aangepast aan de realiteit van vandaag en morgen.”

Pieter Ballon: “De overheid moet doelstellingen en minimale richtlijnen opstellen, maar deze tegelijk flexibel genoeg houden om te kunnen evalueren en bijsturen. In ons convenant met de overheid is dat net hetzelfde, maar dat wil niet zeggen dat het ons ook vastpint op hoe we dat concreet moeten doen. Het is dus zeker mogelijk om bepaalde KPI’s en regels op te leggen. Wat betreft de fragmentatie en versnippering lijkt me dat zelfs noodzakelijk, want anders zullen veel goede initiatieven niet kunnen worden geschaald.”

Hoe kunnen we al deze initiatieven toegankelijk maken voor iedereen?

Koen Somers: “Wanneer schaalvergroting mogelijk is, zal de technologie ook gemakkelijk beschikbaar worden voor iedereen. Daarnaast is bijvoorbeeld een warmtenet gemakkelijker implementeerbaar in een dichtbevolkte stad of wijk dan op het platteland of op plaatsen met veel lintbebouwing. Volgens mij gaat de overheid in de toekomst zelfs niet meer toelaten dat er in bepaalde gemeenten nog woningen bijkomen.”

Danny Baeten: “De visie van de Vlaamse Bouwmeester is wat dat betreft zelfs heel duidelijk: versnipperde woonkernen moeten op termijn verdicht worden of verdwijnen. Op het vlak van infrastructuur zijn deze immers te duur.”

Koen Somers: “Helaas zijn we vandaag als samenleving niet klaar om die beslissing te dragen. Toch ben ook ik ervan overtuigd dat we daar naartoe moeten. We moeten dicht bij elkaar liggende steden zoals Antwerpen, Mechelen en Brussel zelfs als één verstedelijkt gebied en systeem bekijken.”

Sam Schellekens: “De overheid moet inderdaad het grotere concept bekijken en steden nog meer aanzetten om samen te werken.”

Koen Somers: “Het is voor een stuk ook aan de bedrijven om aan te geven over welke technologie ze beschikken en wat daarmee mogelijk is. Enkel zo kan de overheid een flexibele reglementering uitwerken die toelaat om er nu én in de toekomst het maximale uit te halen.”

Hoe zullen we uiteindelijk allemaal beter worden van slimmere steden?

Danny Baeten: “Wanneer het gaat over verduurzamen, dan lijkt het vaak of we als burgers aan comfort zullen moeten inboeten. Mobility as a Service is echter zo’n voorbeeld waarbij we winnen aan comfort: we zullen niet meer zelf moeten rijden, parkeerplaats moeten zoeken of BOB moeten spelen. De overheid zou wat dat betreft aan alle aanbieders van transportmodi kunnen opleggen om zich via één gedeeld platform te connecteren waar burgers hun verplaatsingen kunnen plannen en betalen. Deze concepten bestaan al, maar toch geraken ze niet van de grond. Hierdoor blijven onze Vlaamse steden experimenteren met verschillende systemen die naast elkaar werken, terwijl Finland intussen al een gedeeld systeem heeft dat operationeel is.”

Pieter Ballon: “In feite waren wij in België zelfs eerder met Mobility as a Service dan Finland. In het kader van een Europees project bouwden we in Brussel vijf jaar geleden al de eerste werkende MaaS-demonstrator, met echte bedrijven en realtime data van onder meer de MIVB, de taximaatschappijen, parkeergarages, enz. Gebruikers kregen er een gepersonaliseerd traject aangeboden dat hun gereden autokilometers minimaliseerde, zonder een verlies aan comfort. Naast Brussel maakten ook Barcelona en Parijs deel uit van dit pilootproject. Wegens een gebrek aan samenwerking tussen de Brusselse gemeenten kon het in de realiteit echter enkel in Schaarbeek worden getest.”

“Na twee jaar werd het project succesvol afgerond en wilden we ermee naar de overheid trekken. Helaas waren er zodanig veel overlappingen en muren tussen de verschillende overheidsdiensten dat het niet mogelijk bleek om iedereen op één lijn te krijgen. Hierdoor is het nooit verder ontwikkeld. Pas geruime tijd later startte men in Finland een gelijkaardig project op. Vandaag staan zij veel verder dan ons. Intussen is wel opnieuw een Antwerps proefproject opgestart, maar ook daar is er weer te weinig samenwerking met de ruimere regio. Op die manier blijven we achterlopen. We krijgen het gewoon niet georganiseerd.”

Danny Baeten: “Dat toont aan dat de rol van de overheid cruciaal is. Zij moet zulke zaken faciliteren in plaats van grenzen op te leggen. Door Mobility as a Service zal het autobezit voor velen bovendien niet meer aan de orde zijn, waardoor ook veel parkeerplaatsen overbodig worden. Die vrijgekomen ruimte kunnen we dan bijvoorbeeld aanwenden voor bufferbekkens en meer groen. Zelfs ondergrondse parkeerplaatsen zouden kunnen worden getransformeerd tot gigantische waterreservoirs. Op die manier gaan slimme mobiliteit en een slim waterbeheer hand in hand.”

Koen Somers: “Ook ‘Climate as a Service’ lijkt mij nog heel wat potentieel te bieden. Gebouweigenaars zullen een bepaalde constante temperatuur vragen in hun gebouw en daar per vierkante meter een abonnementsvergoeding voor betalen. Het beheer van die temperatuur laten ze over aan een dienstverlener die dat collectief aanbiedt. Maar ook het delen en flexibel gebruiken van kantoren en vergaderzalen biedt heel wat potentieel. Kantoorgebouwen zullen zo efficiënter worden gebruikt, waardoor er in de slimme stad weer ruimte vrijkomt voor andere invullingen.”

Next article