Home » Life Sciences » Debat Life Sciences: “Samenwerking wordt belangrijker dan ooit”
Life Sciences

Debat Life Sciences: “Samenwerking wordt belangrijker dan ooit”

“Samenwerking tussen verschillende domeinen binnen één ecosysteem wordt belangrijker dan ooit”

Ons land is een belangrijke innovatiehub voor de lifesciencesindustrie, maar er zijn nog heel wat onbenutte opportuniteiten. Zo moeten we onder meer sterker inzetten op preventie en dienen innovaties na het verkrijgen van de markttoelating zo snel mogelijk beschikbaar worden gesteld voor patiënten. “De concurrentiestrijd speelt zich af op wereldniveau. Samenwerking in eigen land is dan ook cruciaal om onze toonaangevende positie te behouden”, zeggen onze zes sectorexperten in koor.

Foto’s: Kris Van Exel

Wat maakt van België zo’n sterke innovatiehub voor de life sciences? En waarom is het zo belangrijk om die positie te behouden?
Marc Dechamps.

Marc Dechamps, Academic Director Solvay Brussels School of Economics and Management: “België is al sinds enkele decennia een belangrijke uitvalsbasis voor grote farmaceutische bedrijven. Bovendien kan de sector hier nauw samenwerken met de universiteiten. De combinatie van die factoren is een ideale voedingsbodem voor het ontstaan van nieuwe bedrijven. Ook is er heel wat steun vanuit de overheid voor onderzoek en ontwikkeling en klinische trials. Hierdoor is België één van de toplanden binnen dit domein en beschikken we over een bloeiend ecosysteem waar farmaceutische bedrijven graag verder in blijven investeren.”

Bart Van Acker, CEO QbD Group: “Ook op vlak van financiering staan België en Vlaanderen erg sterk. Er zijn hier heel wat investeerders die de lifesciencesector en haar complexiteit goed kennen, en zo het verschil maken met investeerders in andere landen. Onze kennis is ons belangrijkste exportproduct. Dit fantastische ecosysteem combineert dat vervolgens met governance, financiering, productiecapaciteiten,… We hebben troeven door de hele product lifecycle van de life sciences heen.”

Marc Dechamps: “De biofarmaceutische sector is zelfs goed voor 35% van de totale export van Wallonië.”

Sabena Solomon, General Manager GSK Benelux: “De end-to-endcapaciteiten van een ecosysteem zijn cruciaal. In de vroege fase van onderzoek en ontwikkeling zien we hier een sterk engagement van zowel de publieke, de private als de academische spelers. Er is een enorme hoeveelheid aan expertise in België die men graag deelt om het leven van patiënten te verbeteren. Hoewel België het in die eerste fases van het onderzoek enorm goed doet, kunnen we zeker nadenken over hoe sneller innovatieve geneesmiddelen en vaccins tot bij patiënten te brengen.”

Ann Van Gysel, CEO MEDVIA, de innovatiecluster voor betere gezondheid: “België heeft één van de beste gezondheidszorgsystemen ter wereld, waarbij hospitalen ook sterk inzetten op innovatie, onder andere door de klinische studies. Dat heeft absoluut bijgedragen aan de ontwikkeling van heel wat nieuwe therapieën en geneesmiddelen. Een andere belangrijke reden om dit ecosysteem verder te versterken is dan ook dat we patiënten zo toegang kunnen blijven bieden tot die innovaties. Gelukkig blijft de industrie sterk inzetten op innovatie. In totaal zijn de chemie en de lifesciencessector goed voor een derde van alle investeringen in de Belgische industrie.”

Gabor Sztaniszlav.

Gabor Sztaniszlav, General Manager Belux Amgen: “Dankzij dit bloeiende ecosysteem is er ook een goede beschikbaarheid van talent, wat ons opnieuw differentieert. Hierdoor blijven bedrijven investeren in België ondanks de hogere loonkost ten opzichte van veel andere landen. In die landen worden bepaalde delen van de keten (productie, verpakking,…) uitbesteed, maar wordt er veel minder geïnvesteerd in ‘early stage’-onderzoek en ontwikkeling dan bij ons. Een van de redenen daarvoor is dat België een heel gunstig regelgevend kader heeft voor klinische trials, naast uiteraard de zeer goede gezondheidszorginfrastructuur.”

Alexander Alonso, General Manager BD Benelux: “We kunnen op basis van data aantonen dat België een van de beste innovatieve ecosystemen ter wereld heeft, kijk maar naar het aantal patenten dat hier wordt aangevraagd. Daarnaast zijn we ook het geografische centrum van Europa, hebben we in onze onmiddellijke omgeving tal van topuniversiteiten én kunnen we meerdere talen spreken. We zijn een kleine, maar qua populatie ook een heel diverse regio, waardoor hier makkelijk trials kunnen worden georganiseerd die representatief zijn voor heel Europa.”

In welke andere domeinen kan er nog vooruitgang worden geboekt?
Alexander Alonso.

Alexander Alonso: “Helaas zijn Belgen slecht in het vermarkten van die troeven. We zijn zelf overtuigd dat dit één van de beste plekken wereldwijd is om aan innovatie te doen, maar de rest van de wereld ziet dat vaak niet zo. We moeten meer naar buiten komen met onder meer de enorme belastingvoordelen voor onderzoek en ontwikkeling.”

Marc Dechamps: “Dat is de reden waarom Vlaanderen en Wallonië zich samen steeds meer trachten te positioneren als een bruisend ecosysteem. In de komende maanden zullen we deelnemen aan twee economische missies naar het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten om België sterker te positioneren. Dat is nodig, want investeerders denken nog te vaak eerst aan andere West-Europese landen.”

Alexander Alonso: “Wanneer het specifiek gaat over onderzoek en ontwikkeling staat België wereldwijd aan de top. Maar dat is slechts een klein deel van de totale levenscyclus van de life sciences. Bedrijven die zoeken naar een plaats die tijdens de hele levenscyclus sterk staat, komen daarom bijvoorbeeld terecht in Zwitserland, waar er heel wat bijkomende troeven en voordelen zijn die België (nog) niet biedt. Gelukkig wordt er door de Belgische overheden volop gewerkt aan het aantrekkelijker maken van ons ecosysteem.”

Ann Van Gysel: “Het is essentieel om onze biotechhub verder te blijven uitbouwen. Naast biotech worden ook digital health en medtech alsmaar belangrijker. We moeten deze verschillende domeinen omarmen en geïntegreerd benaderen om onze footprint te vergroten en de voorsprong te blijven behouden. De concurrentiestrijd speelt zich immers niet zozeer binnen één land af maar op wereldniveau. Samenwerking tussen verschillende domeinen binnen één ecosysteem wordt dus belangrijker dan ooit. Daarnaast moeten we de branding van ons ecosysteem verbeteren en daarbij tonen dat we naast onze troeven op vlak van innovatie ook sterk staan in het vertalen daarvan in start-ups én scale-ups.”

Hoe kunnen we innovatie best omzetten in meerwaarde?

Bart Van Acker: “De Advanced Master in Biotech & MedTech ventures van Solvay Brussels School of Economics & Management is een belangrijke volgende stap om ondernemers te kweken die de vele innovatieve ideeën van imec, VIB of andere onderzoeksinstellingen kunnen omzetten in groeibedrijven. In een latere fase kunnen die dat dan in licentie uitgeven aan of zelfs worden overgekocht door grotere bedrijven. Ook binnen het domein van geneesmiddelen voor geavanceerde therapie (ATMP) ontstaan heel wat fantastische ideeën bij onderzoekscentra en ziekenhuizen. Het vergt mensen met de nodige zakelijke skills om dat dan om te zetten naar een concreet product of bedrijf.”

Sabena Solomon: “Licenties en samenwerkingsakkoorden zijn inderdaad belangrijk. Grote bedrijven hebben nu eenmaal niet dezelfde dynamiek en flexibiliteit als kleine bedrijven of onderzoeksgroepen. Zo heeft GSK vorig jaar een partnership getekend met iTeos, een biotech bedrijf in Charleroi, voor de ontwikkeling van nieuwe generatie immuno-oncologiecombinaties voor patiënten met kanker. Indien alles volgens het plan wordt voltooid, zou dit de grootste samenwerking zijn in de geschiedenis van de biotechnologie in Wallonië.”

Alexander Alonso: “België beschikt over alle ingrediënten die nodig zijn om succesvol te zijn als een ecosysteem, maar helaas concurreren deze nog te vaak met elkaar in plaats van samen te werken. We hebben een ongelofelijk aantal start-ups, innovatiehubs, healthcare valleys,… Elke stad en universiteit lanceert zijn eigen initiatieven, terwijl het zeker in een klein land als België eigenlijk beter zou zijn om elkaar te versterken.”

Ann Van Gysel.

Ann Van Gysel: “Momenteel bevinden we ons op een kantelpunt. Met MEDVIA hebben we de unieke opportuniteit om in biotech, medtech en digitech alle stakeholders en innovatiepartners (bedrijven, ziekenhuizen, universiteiten, onderzoeksinstituten,…) samen te brengen en te ondersteunen. Daarbij toetsen we ook af welke noden er zijn vanuit de zorgverstrekkers en patiënten. Er is meer dan ooit het besef dat we het momentum zullen verliezen als we elkaar beconcurreren. We moeten internationaal naar buiten komen als één land en dat verder uitbouwen.”

Marc Dechamps: “Er is inderdaad steeds meer samenwerking. Met de Advanced Master wil Solvay BSEM biotech en medtech zoveel mogelijk geïntegreerd benaderen, zodat studenten niet in een bepaalde richting worden geduwd. We willen hen vooral de juiste mindset meegeven om breder te denken. Tegelijk wordt het programma ondersteund door diverse experts uit verschillende instellingen en landen. Wetenschap kent nu eenmaal geen grenzen.”

Alexander Alonso: “In het Belgische ecosysteem is er een enorme hoeveelheid aan waardevolle data aanwezig. Door die data toegankelijk te maken, zouden we een enorme troef in handen hebben. Helaas wordt deze nog niet uitgespeeld. Het blijft voorlopig bij kleine initiatieven.”

Gabor Sztaniszlav: “De minister voor Volksgezondheid is in dat kader van plan om een ‘health data authority’ op te richten. Dat zou zeker een enorme meerwaarde zijn voor alle stakeholders in het ecosysteem. Daarnaast scoort België goed op het vlak van innovatie voor de gezondheidszorg, maar wanneer het aankomt op het beschikbaar maken van die innovaties voor patiënten en ziekenhuizen doen we het minder goed. Ook wij merken dat klinische trials vaak vlot kunnen opstarten en verlopen, maar dat het daarna ondanks hun succes veel moeilijker is om onze innovaties structureel beschikbaar te maken voor Belgische patiënten. Het systeem is nu eenmaal rigide en traag. Als die drempel zou verdwijnen of verminderen, zou innovatie nog veel meer kunnen worden gestimuleerd.”

Sabena Solomon.

Sabena Solomon: “Slechts iets meer dan de helft van de op Europees niveau goedgekeurde innovaties in onze sector geraken tot in België. Bovendien moeten Belgische patiënten gemiddeld 534 dagen wachten op de terugbetaling van innovatieve therapieën die hier beschikbaar zijn. We moeten het niveau van onze buurlanden kunnen halen, maar jammer genoeg bevinden we ons eerder in de middenmoot. De reden waarom GSK en andere lifesciencesbedrijven actief zijn in België is net omdat we hier onze wetenschap kunnen combineren met de aanwezige technologie en het beschikbare talent om patiënten te helpen in het overwinnen van hun ziekte of om preventief ziekten te helpen voorkomen. De coronapandemie heeft meer dan ooit bewezen hoe belangrijk preventie is. Door de versnippering van de verantwoordelijkheden en budgetten is het niet altijd duidelijk waar deze zitten. Er moet nagedacht worden over hoe vaccins nog beter kunnen gebruikt worden, zeker bij volwassen, om zo infectieziektes en onnodige kosten te vermijden.”

Hoe moeten we omgaan met onbeantwoorde medische behoeften?

Gabor Sztaniszlav: “Bij onbeantwoorde medische behoeften kan een uitzondering worden ingeroepen om de processen te versnellen en patiënten zo toch sneller toegang te laten krijgen tot innovatieve therapieën. De overheid moet hier uiteraard prioriteiten in stellen gezien haar budgetten beperkt zijn. De focus ligt hierdoor vooral op ernstige aandoeningen waarvoor er helemaal nog geen behandelingsopties bestaan. Het is daarbij belangrijk om de risico’s correct te spreiden en een goede dialoog op te zetten waarbij zowel de overheid als de sector hun beperkingen en bezorgdheden kunnen bespreken. In dat opzicht is het Biopharmaplatform van de overheid alvast een mooi initiatief.”

Bart Van Acker.

Bart Van Acker: “Pleit je dan voor een platform dat losstaat van het Europese mechanisme voor de aanwijzing van zeldzame ziekten? De politiek inzake ziekenhuisvrijstellingen verschilt nog steeds van land tot land. Terwijl in Duitsland zulke vrijstellingen erg populair zijn voor cel- en gentherapie, zijn de regels rond geneesmiddelen voor geavanceerde therapie soepeler in Nederland dan in België. Lijkt een apart platform jou dan dus beter?”

Gabor Sztaniszlav: “Bij weesziekten is het doorgaans erg moeilijk om data te veralgemenen en te vergelijken omwille van het kleine aantal patiënten. Sommige landen hebben daarom specifieke wetgevingen die alles vlotter moeten laten verlopen. Ik wil alleszins weesziekten niet verwarren met doorbraaktherapieën, hoewel er natuurlijk wel soms een overlap is.”

Sabena Solomon: “België heeft een eerder rigide systeem dat een bepaald niveau van data vereist om nieuwe producten te kunnen terugbetalen. Op Europees niveau kan een marktvergunning daarentegen wel vroeg worden toegewezen indien aangetoond wordt dat er een grote medische noodzaak is. Helaas wordt momenteel in België de goedkeuring van zo’n product dat een echte hulp biedt aan patiënten, niet altijd vertaald naar toegang voor de patiënten én is er ook niets anders om dat te compenseren.”

Marc Dechamps: “Innovaties die een antwoord trachten te bieden op onbeantwoorde medische behoeften of weesziekten ontstaan vaak vanuit een klein bedrijf of een onderzoeksproject. Met een beperkt budget voeren zij de eerste onderzoeken uit. Overgaan naar de preklinische of klinische fase is pas mogelijk wanneer de grotere investeerders zien dat er duidelijke noden zijn bij patiënten die daarmee kunnen worden aangepakt en dat het dus de moeite loont om te investeren in tien à twaalf jaar aan onderzoek en ontwikkeling. De biotech- en medtechsector worden echt gedreven door zulke onbeantwoorde medische behoeften omdat het veel moeilijker is geworden om nog grote doorbraken te realiseren voor een breed publiek. Het komt er voor de overheid dan dus wel op aan om investeerders een zeker perspectief te bieden dat die therapieën uiteindelijk ook toegankelijk zullen worden gemaakt voor de specifieke groepen waar ze zich op richten.”

Alexander Alonso: “Vanuit een commercieel perspectief is het een ongelofelijke investering voor elk bedrijf om doorheen alle noodzakelijke processen te gaan, terwijl de time to patent erg kort is. Bedrijven hebben hierdoor niet veel tijd om hun investering te laten renderen, indien die al leidt tot een succesvol product. Dit zorgt voor zeer hoge prijzen en een beperkte beschikbaarheid voor patiënten. Zou het dan niet beter zijn om de time to patent te verlengen, zodat bedrijven kunnen investeren in een grondiger onderzoek en daarna zeker zijn dat ze nog voldoende tijd hebben vooraleer iedereen het kan beginnen kopiëren?”

Marc Dechamps: “Het patentproces start doorgaans erg vroeg, op het moment dat de innovatie wordt getransfereerd van de universiteit naar een nieuw bedrijf. In alle daaropvolgende ontwikkelingsstappen wordt het patent verder uitgewerkt (formulering, productieproces,…) en wordt de levensduur van het patent dus ook verlengd.”

Gabor Sztaniszlav: “Als gevolg van de coronapandemie denkt men er nu zelfs eerder aan om de patentperiode te verkorten. Daarom is het essentieel om ook de time to market te minimaliseren. Innovaties moeten na het verkrijgen van de markttoelating zo snel mogelijk beschikbaar worden gesteld voor patiënten. Na het verlopen van het patent is het vanuit het perspectief van de betaler dan niet meer dan normaal dat er goedkopere alternatieven op de markt komen voor de patiënt. Zo blijft het hele systeem in balans.”

Waarom is het zo belangrijk om meer gerichte therapieën alle kansen te geven?

Bart Van Acker: “Medicatie en therapieën hebben dikwijls geen of een tegenwerkend effect. Die vaststelling bewijst nog maar eens hoe weinig we nog maar weten over biochemie en de werking van het menselijke lichaam. De overheid heeft vaak een fundamenteel probleem met het betalen van een grote som geld voor bijvoorbeeld een cel- of gentherapie die een patiënt wel volledig kan genezen. Nochtans mag die prijs best hoog zijn, want het gaat nu eenmaal vaak om levensreddende behandelingen die vermijden dat iemand sterft of levenslang dure behandelingen moet ondergaan waarvan de kostprijs uiteindelijk ook enorm oploopt. Met één behandeling kan de patiënt snel terug volwaardig deel uitmaken van de maatschappij, en dat is ook heel wat waard. Bovendien zijn het vooral de eerste cel- en gentherapieën die uiteraard het duurste zijn. Uiteindelijk zullen de kosten van de productie en de logistiek nog wel dalen.”

Ann Van Gysel: “Gepersonaliseerde therapieën brengen een unieke opportuniteit om aandoeningen gericht aan te pakken en duwen de effectiviteit de hoogte in. Kijk naar de toepassingen in de behandeling van kanker bijvoorbeeld. Bovendien is het pad naar de patiënt soms korter, wat dan weer een impact kan hebben op de prijs. Om sneller de noden van patiënten te kunnen aanpakken, kom het erop aan om die tijdspanne van innovatie naar patiënt zo kort mogelijk te maken.”

Alexander Alonso: “Op die manier kunnen bedrijven zich meer focussen op innovatie. In een innovatief ecosysteem is het belangrijk om het ‘deploy or die’ model te hanteren.”

Gabor Sztaniszlav: “Er wordt ook nog teveel gefocust op de kosten, terwijl we eigenlijk meer zouden moeten kijken naar de resultaten.”

Sabena Solomon: “We moeten vooral streven naar veel snellere innovatie en toegang voor patiënten. Een wachttijd van meer dan vijfhonderd dagen voor terugbetaling zoals in België is écht veel te lang. Voor patiënten die in levensgevaar zijn of lijden kan gepersonaliseerde geneeskunde een absolute redding zijn. En dat gaat verder dan cel- en gentherapie. We moeten er in het algemeen voor zorgen dat iedere patiënt op het juiste moment toegang krijgt tot de juiste behandeling.”

Ann Van Gysel: “Een cel- of gentherapie kan vaak breder worden ingezet dan voor één kleine subset van patiënten. Ze kunnen ook helpen om veelvoorkomende gezondheidsproblemen aan te pakken die nog steeds niet zijn opgelost. Hierdoor zal het volume vergroten.”

Gabor Sztaniszlav: “Mijn vader bestudeerde al in de jaren 70 welke concentraties van bepaalde medicatie zich in het bloed van psychiatrische patiënten bevonden om dan aanbevelingen te doen aan artsen over het verhogen of verlagen van dosissen. De therapie kon zo worden geoptimaliseerd zodat ook de kostenefficiëntie en de uitkomst verbeterden. Ook dat is gepersonaliseerde geneeskunde. Het beter begrijpen van het menselijke genoom is het startpunt voor een nog meer gepersonaliseerde geneeskunde.”

Ann Van Gysel: “Dat is meteen ook waarom data zo belangrijk zijn. Stel je eens voor dat we alle gezondheidsparameters die we meten met smartphones kunnen inzetten om innovaties te verbeteren en te personaliseren?”

Marc Dechamps: “Digital health maakt zeker een deel uit van gepersonaliseerde geneeskunde.”

Alexander Alonso: “Misschien zouden we eerder moeten praten over ‘personaliseerbare’ geneeskunde. Het gaat erover dat je bestaande standaardtherapieën aanwendt en aanpast op maat van een patiënt.”

Bart Van Acker: “Bij de ‘Persomed’ celtherapie ontwikkelen we twintig verschillende RNA-sequenties voor een specifieke tumor die we dan injecteren in cellen van de patiënt. Het proces is daarbij in feite het product en het startmateriaal is de aferese van de patiënt. Zulke behandelingen zijn dus van begin tot einde gepersonaliseerd.”

Gabor Sztaniszlav: “Ook het brede gebruik van biomarkers hoort hieronder. België is op dat vlak een voorloper in Europa. Bij een proefproject testen we alle kankerpatiënten automatisch door middel van next generation genome sequencing met als doel om meer tot effectieve en (kosten)efficiënte behandelingen te komen. Hierdoor krijgen we betere inzichten in wie welke behandeling beter wel of niet krijgt. Hetzelfde medicijn kan immers de ene patiënt helpen en de andere patiënt kwaad doen.”

Wat is het potentieel van preventieve geneeskunde en wat is hiervoor nodig?

Sabena Solomon: “Preventie gaat niet enkel over vaccinaties, maar ook over het opzetten van de juiste testen en evaluaties als onderdeel van een consistente en systematische aanpak. In de pediatrie staat men daar al meerdere decennia relatief ver in en is er ook meer structurele financiering en implementatie. De coronapandemie heeft ons echter duidelijk gemaakt dat we in België nog niet beschikken over zo’n systeem voor de vaccinatie van volwassenen en ouderen. Moest dat er zijn, dan zouden we corona en heel wat andere ziekten vrij makkelijk kunnen aanpakken. Bovendien is het onduidelijk wie welke verantwoordelijkheden draagt om ervoor te zorgen dat mensen beter beschermd kunnen worden. Door volwassenen beter te vaccineren tegen infectieziekten, zouden we het aantal hospitalisaties en sterfgevallen nog meer kunnen vermijden. Een studie in Nederland toont dat elke euro die geïnvesteerd wordt in volwassen vaccinatie vanaf vijftig jaar, een economische inkomst van vier euro teruggeeft aan de overheid, dankzij effecten op groei en een hogere productiviteit dankzij minder ziektes, maar ook op belastingen en pensioenen. Gezien de verouderende bevolking is het nú tijd om te handelen.”

Alexander Alonso: “Opnieuw is het gebrek aan data hier een belangrijk probleem. Het is makkelijker om aan te tonen wat het effect is van een behandeling op een ziekte dan het effect van preventieve maatregelen om die ziekte te vermijden. Benjamin Franklin stelde ooit: ‘An ounce of prevention is worth a pound of cure’. Helaas motiveert het Belgische gezondheidssyteem preventie helemaal niet. In Nederland is al duidelijk bewezen dat het een positieve impact kan hebben. In ons model ligt de focus op interventies en zijn er te weinig financiële prikkels om preventie te stimuleren.”

Gabor Sztaniszlav: “Preventie bestaat trouwens niet enkel uit het tegengaan van infectieziekten, maar ook van andere aandoeningen. Bovendien is ook voorspellen een belangrijk onderdeel van preventie.”

Alexander Alonso: “Absoluut, want hoe kan je investeren in preventie als je niet weet dat iets zal gebeuren?”

Marc Dechamps: “Artificiële intelligentie is zelfs al in staat om te voorspellen welke type van patiënten een hoger risico loopt om in de toekomst bepaalde aandoeningen te ontwikkelen. De vraag is dan of iedereen dat vooraf wel wil weten.”

Alexander Alonso: “Als er preventief iets aan kan worden gedaan denk ik zeker van wel. Men zou de mensen zelfs moeten stimuleren om de nodige maatregelen te nemen door hen erop te wijzen dat ze zo in de toekomst ongemakken en kosten kunnen vermijden.”

Sabena Solomon: “In Engeland gebeurt dat al. Mijn moeder werd er omwille van haar verhoogde risico op prediabetes opgebeld en uitgenodigd voor een cursus waar ze leerde wat ze preventief op vlak van dieet en beweging kon doen om dat te vermijden. Haar apotheker volgde haar vervolgens verder op.”

Gabor Sztaniszlav: “In heel wat landen worden inderdaad apotheken betrokken in de zorg voor patiënten. In België gebeurt dat nog te weinig.”

Wat zal de rol van medtech zijn in de gezondheidszorg van de toekomst?

Ann Van Gysel: “Medtech zal essentieel zijn om tot verdere innovaties en verbeteringen te komen.”

Bart Van Acker: “Medtech maakt ook deel uit van de preventieve geneeskunde. De innovaties die er staan aan te komen in in-vitro diagnostiek zijn enorm. COVID heeft trouwens heel wat deuren geopend omdat iedereen vertrouwd is geraakt met preventieve testen. Er zijn dus heel wat mogelijkheden om in de toekomst preventieve testen ook voor andere aandoeningen uit te rollen in onder meer apotheken.”

Ann Van Gysel: “We moeten innovaties in medtech absoluut koesteren en verder laten groeien dan de ziekenhuizen en universiteiten waar ze ontstaan. Helaas maakt de nieuwe Europese regelgeving het innovatieve bedrijven niet makkelijk. Daarom is het zo belangrijk om ze te ondersteunen, hen naar volgende fases in hun ontwikkeling te laten doorgroeien en er voor te zorgen dat deze bedrijven de internationale markten kunnen veroveren. Er zijn vandaag te weinig grote medtech bedrijven met O&O-activiteiten aanwezig in België. Nochtans hebben we hen meer te bieden dan sommige buurlanden. Ik hoop dus dat we hen met de stevige ondersteuning van innovatie en O&O kunnen aantrekken en op die manier ons ecosysteem verder kunnen laten groeien.”

Marc Dechamps: “Er zijn steeds meer mogelijkheden om innovaties in medische devices te ontwikkelen. Ook komen er steeds meer gespecialiseerde fondsen naar België. Het probleem is vaak dat deze investeerders eisen dat ze hun innovatie eerst commercialiseren. Het registreren en verkrijgen van een marktlicentie in Europa is echter enorm complex en tijdrovend. Een jong en klein bedrijf heeft daar niet alle middelen en capaciteiten voor, want dat kost nu eenmaal geld. Het resultaat is dat deze innovaties vaak eerst in de VS worden gelanceerd.”

Alexander Alonso: “Er zijn wel degelijk al grote medtechbedrijven aanwezig in België die hier ook investeren in innovatie en R&D. De belastingvoordelen zouden echter moeten worden uitgebreid en dienen dus veel verder te gaan dan onderzoek en innovatie. Ze moeten zich ook richten op andere rollen en op de hoofdzetels van die bedrijven.”

Next article