“Samenwerking wordt cruciaal om te kunnen transformeren”
De huidige digitale revolutie stelt onze Belgische maakbedrijven voor grote uitdagingen, maar ze schept vooral ook veel kansen om de efficiëntie, kwaliteit en klantentevredenheid te verbeteren. We brachten daarom vijf experts samen en polsten naar hun visie op industry 4.0.
Tekst: Joris Hendrickx – Foto’s: Kris Van Exel
Hoe moeten we omgaan met de digitale revolutie?
Timothy Van Audenaerde: “Bedrijven mogen de digitalisering niet benaderen als een op zichzelf staand begrip of doel, want anders riskeren ze om te blijven vastzitten in gadgets. Zulke gadgets kunnen wel interessant lijken, maar zullen de bottom line niet veranderen. We moeten het dus eerder zien als een onderdeel van de manier om de strategische bedrijfsdoelstellingen te realiseren.”
“Een volledige omscholing van werknemers zal op termijn nodig zijn om een antwoord te bieden op de schaarste aan talent.”
Timothy Van Audenaerde
Managing Director Resources Industries Accenture
Filip Bossuyt: “Het moet end-to-end gebeuren, en dat vergt een andere manier van denken. Vroeger gebeurde de automatisering vooral binnen de fabriekspoorten, terwijl het vandaag al start wanneer de eerste prospect op de website komt en pas stopt bij het laatste onderhoud of zelfs de recyclage van een geleverd product. De uitdagingen zijn groter geworden, maar het biedt vooral ook veel kansen op voorwaarde dat je strategisch nadenkt over hoe de digitalisatie kan helpen om je te differentiëren.”
Wim Vancauwenberghe: “Digitalisatie helpt om meer uit productie-installaties en infrastructuur te halen, door het voorkomen van onvoorziene stilstanden en het beperken van kwaliteits- en andere verliezen.”
Leo Van de Loock: “Let wel: digitalisering is belangrijk voor de productie, maar de impact op het bredere businessmodel is uiteindelijk nog belangrijker. Net dat is industry 4.0.”
Timothy Van Audenaerde: “Bedrijven willen de klant centraal stellen, kostefficiënt zijn, zich differentiëren op prijs,… Op zich is dat onveranderd. Maar er zijn nu nieuwe digitale tools ter beschikking om die doelstellingen te bereiken. Je moet als bedrijf natuurlijk wel vanuit je strategie kiezen waar je op wil focussen. Je kan niet alles tegelijk doen.”
Wat is nodig om er een echte meerwaarde mee te kunnen realiseren?
Carine Lucas: “In het begin lag de focus vooral op optimalisaties in de productie. Om echt end-to-end impact te hebben moet je echter ook anders gaan werken binnen je bedrijf. Je moet de silo’s overstijgen om ze vervolgens op elkaar te laten aansluiten. Daarnaast zijn het de mensen in het bedrijf die het moeten doen. Dat gaat uiteraard over de top van het bedrijf waar men steeds vaker op zoek is naar wat mogelijk is, maar ook over het meekrijgen van de mensen op de werkvloer. Dat laatste is minstens even belangrijk, want net daar lopen projecten vaak vast. Het is daarom belangrijk om iedereen van bij het begin te betrekken, al van bij de projectopzet. Zo kan je samen met hen zoeken naar wat echt waardevol is.”
“Wij raden aan om te beginnen met een klein project dichtbij de kernactiviteiten waarvan het rendement op de investering duidelijk is.”
Carine Lucas
Senior Expert Digital Agoria
Timothy Van Audenaerde: “Dat geldt trouwens voor ieder project dat je wil uitrollen. Veel multinationals waar wij mee samenwerken hebben al heel wat proof of concepts gedaan in zowat alle domeinen van industry 4.0. Uit een bevraging bij hen blijkt dat vooral de mensen in het middenmanagement verder moeten gaan dan hun huidige rol om de verandering te kunnen bewerkstelligen. De digitalisatie verandert immers de hele organisatie, waardoor de mensen die vandaag de beslissingen nemen zichzelf moeten in vraag stellen en heruitvinden.”
Filip Bossuyt: “Er moet in eerste instantie voldoende sense of urgency zijn. Daarnaast heeft veel te maken met change management en het openstaan voor verandering. En dat is dan weer sterk gelinkt aan de bedrijfscultuur. De mensen in het bedrijf moeten er klaar voor zijn en snel kunnen schakelen.”
Carine Lucas: “Een studie van Agoria over hoe ver industriële kmo’s staan met de digitalisering kreeg net daarom de titel ‘Digitaal is een mindset’. We keken naar hun maturiteit, waar ze mee bezig zijn, hoe ze het aanpakken, of het strategie gedreven is, hoe medewerkers betrokken worden, of iemand een overzicht heeft over wat er gebeurt qua digitalisering,… Dat overzicht bleek cruciaal om linken te leggen tussen verschillende projecten en kennis over te dragen. Daarnaast toonde de studie aan dat ook de openheid om samen te werken met partners cruciaal is. Alles verandert vandaag ongelofelijk snel, waardoor je als bedrijf niet meer alles zelf kan doen.”
Wim Vancauwenberghe: “Om verandering te realiseren moet je voor een stuk het eigenaarschap bij de mensen op de werkvloer kunnen leggen. Veel bedrijven zitten echter nog in de experimentele fase, en dan is het wel goed om de touwtjes in handen te hebben. In een volgende fase van opschaling is het bovendien belangrijk om gespecialiseerde partners te betrekken.”
Filip Bossuyt: “Het komt erop aan om keuzes te maken. Zo levert een machinebouwer die klant is bij ons vandaag software die het hele proces monitort. De machines zijn daarbij nog slechts een onderdeel van de licentie die men aangaat. Een totaal ander businessmodel dus.”
Waarom aarzelen veel bedrijven nog?
Timothy Van Audenaerde: “Er zijn heel wat nieuwe opkomende technologiespelers, maar het is nog niet altijd duidelijk welke daarvan uiteindelijk de leiding zullen nemen. In de komende jaren zullen deze hun plaats verwerven. Veel bedrijven kijken dus nog even de kat uit de boom.”
Filip Bossuyt: “Het blijft wel een stapsgewijze aanpak waarbij je maturiteit moet groeien. Je kan niet alles in één keer doen. Eerst moet je als bedrijf een lange termijnvisie vastleggen. Aan de hand daarvan kan je dan een digital roadmap maken waarmee je stap per stap naar je doel toewerkt. In functie van je strategie moet je dan goed nadenken over de juiste volgorde.”
Wim Vancauwenberghe: “Het is belangrijk om eerst de basis in orde te hebben. Veel bedrijven hebben een ERP-systeem, maar wat is de kwaliteit van de data die daar in zitten? Als die data binnenkort moeten worden gebruikt door AI om beslissingen te nemen, dan is dat cruciaal. Ook de fysieke werkelijkheid is trouwens belangrijk. Voor bv. preventief onderhoud van machines op basis van predictive analytics moeten de basisactiviteiten goed zitten. Alles start met betrouwbaar materiaal waarbij je storingen kan voorkomen in plaats van ze te moeten oplossen.”
“Internationale studies voorspellen dat in 2020 50% van de industriële assets op een of andere manier geconnecteerd zullen zijn met IoT”
Wim Vancauwenberghe
Directeur Belgian Maintenance Association vzw
Filip Bossuyt: “Bij veel bedrijven is de basis, zijnde de data, nog niet in orde. Veel onder hen hebben geen informatie digitaal beschikbaar over wat ze geleverd hebben en wat de staat van hun machines is. Deze bedrijven moeten dus eerst de nodige voorbereidingen treffen vooraleer ze binnen enkele jaren kunnen gaan genieten van de mogelijkheden van industry 4.0.”
Leo Van de Loock: “Veel kleinere bedrijven zijn echter erg onbekend met deze materie en hebben ook geen grote budgetten om hier aan te besteden, laat staan om te herbeginnen wanneer het niet loopt zoals verwacht. Voor hen is het een moeilijke beslissing die ze niet licht kunnen nemen.”
Timothy Van Audenaerde: “Een grondige voorbereidende studie kost enorm veel geld, terwijl bedrijven die middelen ook zouden kunnen gebruiken voor tastbare investeringen in de fabriek. Zeker in tijden van crisis is dat een moeilijke beslissing, ook al heb je je einddoel voor ogen. Bovendien is de kosten-baten analyse nog onzeker omdat er niet veel cases bestaan waar men zich kan op baseren. Die eerste stap is vaak dus de moeilijkste.”
Carine Lucas: “We organiseren daarom heel wat voor kmo’s, maar toch merken we dat ook grote bedrijven met heel wat vragen zitten en naar deze activiteiten komen. Ook zij kampen met specifieke uitdagingen zoals het creëren van openheid, extern samenwerkingen aangaan en over departementen heen,… Maar het is wel zo dat kleine bedrijven niet altijd de middelen hebben om te investeren in iemand met kennis van zaken die dit intern allemaal kan opvolgen en trekken.”
Hoe belangrijk is het dan om samenwerkingen aan te gaan?
Timothy Van Audenaerde: “Niemand kan dit nog alleen doen. Samenwerken is cruciaal om snel ideeën te kunnen uitwisselen en betere beslissingen te kunnen nemen.”
Wim Vancauwenberghe: “Al doende leer je. Zowel voor grote als voor kleine bedrijven komt het erop aan om een omgeving te creëren die mensen de kans biedt om er mee aan de slag te gaan. Er is immers ook een democratisering aan de gang. Veel technologieën zijn zo gebruiksvriendelijk geworden dat je geen statisticus moet zijn om er mee te kunnen werken.”
Filip Bossuyt: “Toch zijn er meer competenties nodig dan vroeger, maar die gaan nu wel heel breed. En net daarom is het niet evident om die kennis allemaal in huis te vinden. Bedrijven zullen met andere partijen moeten samenwerken.”
Leo Van de Loock: “Het zal – zeker voor kleine en middelgrote bedrijven – niet meer mogelijk zijn om alles zelf te doen. Samenwerking wordt cruciaal om te kunnen transformeren.”
Welke drivers zijn nodig om de transformatie te versnellen?
Leo Van de Loock: “Goed onderwijs, in de breedste zin van het woord. We moeten de bestaande werkkrachten de transformatie laten maken, zowel op vlak van technische kennis als qua mentaliteit. Daarnaast moet doorheen alle niveaus van het onderwijs vooral veel aandacht gaan naar 21ste eeuwse vaardigheden.”
Wim Vancauwenberghe: “In de industrie is onderhoud op basis van predictive analytics momenteel dé use case en voornaamste trigger van de investeringsbeslissing. Iedereen beseft dat dit een belangrijke nood invult, want dankzij het automatiseren van de conditie bewaking van de installaties kan veel vaker toestandsafhankelijk onderhoud op economisch en technisch haalbare manier gebeuren. Hierdoor wordt onnodig onderhoud vermeden en kunnen aankomende storingen worden opgelost tijdens een geplande productiestilstand. Dit kan dus veel bedrijven vooruit helpen en is daardoor een belangrijke trigger om te starten met een digitale transformatie.”
Leo Van de Loock: “Het is vooral belangrijk dat we laten zien wat er allemaal mogelijk is. Net daarom hebben we vanuit de Vlaamse overheid zeventien industry 4.0 proeftuinen opgericht, waar bedrijven terecht kunnen voor demo’s, workshops en eerstelijns advies. Je vindt het volledige aanbod op www.industrie40vlaanderen.be. Zo zorgen wij voor platformen waar voornamelijk kleinere bedrijven met elkaar in contact kunnen komen. Het doel is om hen hier beter hun weg in te laten vinden. Er is immers nog steeds heel wat onwennigheid over bepaalde technologieën.”
“De digitalisering is belangrijk voor de productie, maar de impact op het bredere businessmodel is uiteindelijk nog belangrijker.”
Leo Van de Loock
Transitiemanager industrie 4.0 VLAIO
Carine Lucas: “In ons ‘Factory of the Future’ programma zetten we in op zeven transformaties die bedrijven kunnen volgen om toekomstbestendig te worden. Daarbij wordt telkens zowel rond de mensen, de technologie als het netwerk gewerkt. Door ieder jaar enkele winnaars te bekronen en deze vervolgens met roadshows te bezoeken, willen we bovendien anderen inspireren. Dit vullen we aan met netwerkfaciliteiten waarbij ze van elkaar kunnen leren.”
Timothy Van Audenaerde: “Ook de samenwerking met universiteiten is belangrijk. Maar er is eveneens een grote nood aan meer succesvolle technologische startups die als voorbeeld kunnen dienen. Deze kleine maar vaak zeer interessante bedrijven kunnen onze gevestigde bedrijven versterken en versnellen in de digitale omslag. Op zich zijn de mensen op de werkvloer niet zozeer vertragend, maar ze moeten wel voorbeelden kunnen zien om zo het vertrouwen te krijgen dat nodig is om bepaalde beslissingen te kunnen nemen.”
Leo Van de Loock: “In dat kader hebben we vorig jaar een programma opgezet rond augmented en virtual reality waarbij we Vlaamse startups in contact brengen met mogelijke partners om samenwerkingen op te zetten waar ze beiden beter van worden.”
Carine Lucas: “Er is veel nood aan omscholing en herscholing. Als we niet dringend op verschillende niveaus maatregelen nemen, dan zullen we tegen 2030 met meer 530.000 oningevulde vacatures zitten, leren cijfers van Agoria. Iedereen die werkt zal continu moeten worden bijgeschoold. Veel bedrijven weten echter nog niet goed hoe ze dat best kunnen aanpakken. Ook heractivering en productiviteitswinst zullen een deel van de oplossing zijn.”
Wim Vancauwenberghe: “De omgeving zal bedrijven dwingen om stappen te zetten. Dat gaat dan zowel over de concurrentie als over jong talent dat dit als voorwaarde zal stellen om er te komen werken.”
Filip Bossuyt: “We merken dat de pas afgestudeerden die bij ons aan de slag gaan goed geschoold zijn en snel weg zijn met nieuwe technologieën. Er zijn in bedrijven echter ook heel wat – meestal oudere – werknemers die bang hebben van de digitaliseringsgolf die op hen afkomt. Velen onder hen zullen zich moeten omscholen.”
Timothy Van Audenaerde: “Een volledige omscholing zal op termijn inderdaad nodig zijn om een antwoord te bieden op de schaarste aan talent. Maar dat is niet de reden waarom we vandaag niet verder staan op het vlak van industry 4.0. Daar zijn andere redenen voor.”
Wim Vancauwenberghe: “Er is alleszins een tekort aan technische profielen in de onderhoudssector. De technologie zal in de toekomst misschien deels zelf een antwoord geven daarop. Dankzij slimme algoritmes zal onderhoud kunnen worden vermeden en zal het onderhoud meer condition-based gebeuren. Het totale volume aan menselijke activiteiten zal dalen, en dat is goed gezien het tekort aan gekwalificeerde mensen.”
Zal het snel genoeg gaan in Vlaanderen?
Filip Bossuyt: “Ik ben hier zeker niet negatief over. Het is belangrijk dat we een bepaalde snelheid ontwikkelen, maar het is niet zo dat we in Vlaanderen zodanig achterop zijn dat we dit niet meer zullen kunnen inhalen.”
“Bedrijven moeten hun klanten veel meer individueel aanspreken en keuzes bieden.”
Filip Bossuyt
CEO Ad Ultima Group
Leo Van de Loock: “In Duitsland is de situatie niet beter. Men werkt er doorgaans wel op een wat grotere schaal, maar in de breedte staat men er niet verder.”
Filip Bossuyt: “Het gevaar komt ook niet uit Europa, maar uit Azië.”
Carine Lucas: “Net daarom is het belangrijk dat we binnen Europa samenwerken.”
Wim Vancauwenberghe: “Internationale studies voorspellen dat in 2020 50% van de industriële assets op een of andere manier geconnecteerd zullen zijn met IoT. Dat zie ik echter nog niet meteen gebeuren in België. We hebben dus wel degelijk een achterstand, en dan vooral ten opzichte van Azië. Het connecteren van machines gebeurt momenteel ook voornamelijk in fabricage omgevingen, terwijl onze grootste industrie in Vlaanderen eerder de proceschemie is.”
Timothy Van Audenaerde: “In de media komen vaak enkel de topverhalen aan bod. Van een volledig opschaling zie je weinig, op enkele voorbeelden na. We mogen echter niet op onze lauweren rusten en moeten absoluut stappen zetten.”
Wim Vancauwenberghe: “Veel bedrijven zijn bezig met pilootprojecten, dus het beweegt wel. Ook met predictief onderhoud zijn veel bedrijven intussen al aan de slag gegaan.”
Carine Lucas: “Je kan een product vanuit een perspectief van onderzoek en ontwikkeling altijd intern blijven verbeteren, maar je moet er ook snel mee naar de klant durven gaan. In een digitale omgeving moet je met je klanten en eindgebruikers gaan spreken. Veel Belgische maakbedrijven worstelen hiermee, dus er is wat dat betreft een omslag nodig. Bovendien wordt van toeleveranciers steeds meer verwacht dat ze ook mee inzichten leveren in waar de markt naartoe gaat en welke functionaliteiten interessant zullen zijn. Ze leveren niet meer enkel producten aan volgens de opgegeven specificaties. De focus verschuift naar de markt en de klanten.”
Leo Van de Loock: “In dat kader is ook het ‘lot size one’ concept interessant. Daarbij is er een korte lijn met de klanten en wordt op kleine schaal lokaal geproduceerd om zo flexibel en snel in te spelen op de behoeften. Een typisch voorbeeld is de productie van tandprotheses die nu naar België terugkeert na jarenlang in Azië te zijn gebeurd.”
Filip Bossuyt: “Bedrijven moeten hun klanten veel meer individueel aanspreken en keuzes bieden. Zo komen ze tot een persoonlijk antwoord op maat van die klant. Een goed voorbeeld daarvan is Van Hoecke, een producent van meubelbeslag die via een online portaal heel wat internationale markten heeft veroverd. Maar dat vergt dan wel een ambitieuze bedrijfsleider die een duidelijke digitale visie heeft en weet waar hij of zij naartoe gaat.”
Carine Lucas: “Er bestaan heel wat mooi voorbeelden, denk maar aan geconnecteerde landbouwmachines waarbij digitale diensten worden aangeboden. Het komt er vooral op aan om er gewoon mee te starten, en dat begint bij het verzamelen van data om daar dan stap per stap verder diensten rond uit te bouwen.”
Leo Van de Loock: “De vraag is ook steeds hoe zo’n digitalisering kan worden gecombineerd met het duurzaamheids- en energieverhaal. Dat wordt zeker op lange termijn zeer belangrijk.”
Wat is de meerwaarde van realtimemonitoring?
Wim Vancauwenberghe: “Er zijn drie grote toepassingsgebieden voor realtimemonitoring. Ten eerste kan het zorgen voor een betere technische beschikbaarheid door het voorspellen en preventief aanpakken van mogelijke storingen. Mogelijk kunnen zelfs de instellingen worden aangepast zodat zo’n storingen in de toekomst helemaal niet meer mogelijk zijn. Ten tweede is er de kwaliteitsopvolging. Afwijkingen in een continu proces moeten worden gerecupereerd, en dat is altijd een verliespost. Het is beter om zulke afwijkingen preventief te vermijden door de kwaliteit te bewaken en te voorspellen. Ten derde kan dankzij realtimemonitoring het productieproces beter worden bijgestuurd. De drie factoren samen vormen de heilige graal van asset performance, wat zich direct vertaalt in een concurrentieel voordeel.”
Welke prioriteiten zal men moeten stellen?
Filip Bossuyt: “Een prioriteit moet in eerste instantie gelieerd zijn aan de business en de strategie. Bedrijven moeten proactief nadenken over wat ze er mee kunnen doen.”
Timothy Van Audenaerde: “Soms hebben kleine bedrijven een voordeel omdat ze heel snel veranderingen kunnen realiseren en hands on kunnen werken. Ze kunnen ook heel snel ideeën die niet blijken te werken terug afvoeren. Bij grote bedrijven is die flexibiliteit vaak minder evident.”
Filip Bossuyt: “Dat past in het principe ‘fail fast’: door het te proberen leer je. Werkt het niet, dan voer je het af. En dan heb je nog steeds iets geleerd. Kleine bedrijven kunnen snel reageren en dus quick wins realiseren, maar hebben wel vaak veel minder middelen om te experimenteren.”
Carine Lucas: “Veel bedrijven aarzelen toch nog. Er zijn veel aanbieders en veel mogelijkheden. Wij raden vaak aan om te beginnen met een klein project dichtbij de kernactiviteiten waarvan het rendement op de investering duidelijk is en het dus zeker is dat er winsten kunnen worden geboekt. Daarvoor moet men bij de eigen processen en producten kijken wat beter zou kunnen. Het is wat dat betreft vooral het management van het bedrijf dat het verschil maakt.”
Timothy Van Audenaerde: “In de eerste fase kunnen kleine bedrijven dit inderdaad voor een relatief beperkt bedrag doen, maar wanneer ze willen opschalen vergt dit meteen een veelvoud aan investeringen. En daar stopt het dan vaak. Bedrijven moeten zich hier dus op voorbereiden. Ook mentaal moeten ze hier klaar voor zijn.”
Filip Bossuyt: “Vandaar het belang van een lange termijn visie en vooral ook een durf om te pionieren die aanwezig moeten zijn bij de top van het bedrijf. Vaak is het een aartsmoeilijke keuze tussen investeren in een nieuwe machine die meteen tastbare resultaten zal opleveren, of investeren in industry 4.0 waarbij de output minder zeker is.”
Wim Vancauwenberghe: “Akkoord, maar soms blijkt investeren in die nieuwe machine niet nodig omdat industry 4.0 er net zal voor zorgen dat het bedrijf met de bestaande machines meer rendement haalt. Dankzij de digitale transformatie zijn trouwens steeds meer bedrijven aan het onderzoeken waar hun verliezen zitten en hoeveel extra rendement er in hun lijn zit. Tegelijk moet men echter ook nadenken of men diezelfde machines binnen 10 jaar nog wel zal nodig hebben of nog zal kunnen gebruiken in het kader van industry 4.0.”