Home » Smart Cities » DEBAT: “Lokale besturen zijn niet het laagste, maar wel het eerste bestuursniveau”
Debat

DEBAT: “Lokale besturen zijn niet het laagste, maar wel het eerste bestuursniveau”

debat Smart Cities
debat Smart Cities

Smart cities bieden oneindig veel opportuniteiten voor zowel overheden, burgers, bedrijven als kennisinstellingen. Maar dan moeten al deze actoren wel op de juiste manier betrokken en gestimuleerd worden in een open ecosysteem met een gedeelde en veilige basis. Onze experts delen hun visie.

Tekst: Joris Hendrickx – foto’s: Kris Van Exel

Welke rol hebben ecosystemen in het licht van smart cities?

Mieck Vos, Kabinetschef Bart Somers, Vlaams minister voor Samenleven en Binnenlands Bestuur.
Mieck Vos, Kabinetschef Bart Somers, Vlaams minister voor Samenleven en Binnenlands Bestuur.

Mieck Vos: “Vanuit de overheid vinden we het ontzettend belangrijk om een open ecosysteem rond smart cities te creëren. We gaan er daarbij niet van uit dat wij het resultaat vooraf al kunnen definiëren. Via een quadruple helix bepalen we de doelstellingen gezamenlijk en kunnen andere partners zoals de industrie, hogescholen en universiteiten, onderzoeksinstellingen, burgers en start-ups samen – tegen hun tempo – aan die duidelijk afgebakende doelstellingen werken. Vervolgens treden wij dan ondersteunend en coachend op. Lokale besturen zijn voor ons trouwens niet het laagste, maar wel het eerste bestuursniveau. Zij staan immers het dichtst bij de burgers en hun noden. De uitdagingen bevinden zich op diverse terreinen, maar zijn tegelijk ook erg complex. Denk maar aan duurzaamheid, veiligheid, samenleven, mobiliteit, enz. Data en IT kunnen ons helpen om die complexe problemen toch op te lossen. Dat gaat dan zowel over applicaties als over structurele oplossingen zoals platformen en IT-architectuur. Tegelijk willen we ook cyberethiek en cyberveiligheid meenemen in dat ecosysteem.”

Wannes Verschueren: “Zonder een interactie tussen overheid, industrie, universiteiten en burgers heb je in feite geen smart city. Dat neemt niet weg dat er zich in het ecosysteem nog enkele uitdagingen stellen, zoals bijvoorbeeld de verbinding tussen vraag en aanbod. Zo is er bij steden en gemeenten enerzijds nog steeds een angst voor een vendor lock-in. Anderzijds is er bij de bedrijven nog heel wat onwetendheid over wat er leeft bij de lokale besturen. Daarnaast is het cruciaal om goede voorbeelden te hebben. Door met clusters rond bepaalde thema’s te werken, kunnen referentieprojecten worden gecreëerd. Die kunnen dan vervolgens als inspiratie of basis dienen voor de anderen. Het heeft geen zin dat iedereen tegelijk met hetzelfde bezig is.”

Rudy De Smedt: “Die quadruple helix is inderdaad erg belangrijk. Ook wij rollen als groot bedrijf in een stad geen platform uit op ons eentje. Wij bouwen een ecosysteem met veel kleine en jonge bedrijven die vaak zeer goede oplossingen hebben en zich specifiek focussen op bepaalde uitdagingen. We creëren daarbij ook plaats voor de inbreng van onderzoeksinstellingen, universiteiten en burgers.”

Leen Govaerts: “Smart city is een samenspel van diverse actoren, maar ook een koepelbegrip. Het is daarom belangrijk om voor ogen te houden waarom men iets wil doen. Uiteindelijk gaat het over het verduurzamen van onze steden, zodat ze leefbaarder en veiliger worden en beter presteren qua energieperformantie. Het doel is dus niet de hightech op zich, er moet een wezenlijke impact zijn op de omgeving. De overheid moet hierin faciliteren en ondersteunen, terwijl ze voldoende ruimte geeft aan private spelers en het samenspel bevordert met de burgers.”

Ilja Theuwissen, CEO The Safe Group.
Ilja Theuwissen, CEO The Safe Group.

Ilja Theuwissen: “Het belangrijkste aspect bij een ecosysteem is volgens mij het bewaken van de open standaarden en het open marktmodel. Er moet daarom worden nagedacht over het afdwingen daarvan, anders is het risico groot dat bepaalde softwareaanbieders een ongezonde machtspositie zullen krijgen en dat de eerste fase van innovatie al meteen wordt afgeremd. Voor onervaren gebruikers lijkt een vendor lock-in comfortabel, of lijkt het op standaardisatie. In de realiteit krijg je echter een beperkt ecosysteem met beperkte opties en beperkte risico’s. Dat kan enkel worden opengetrokken dankzij een investering in de juiste kennis, op basis waarvan men eventueel bereid zal zijn om wat meer risico’s te nemen. De eerste trajecten zullen dan misschien wel moeilijker zijn, maar op lange termijn zullen ze wel duurzamer kunnen groeien.”

Welke mindset moet men vanuit de overheid aannemen?

Mieck Vos:“De wil om samen te werken – een open mindset – is cruciaal. Men moet bereid zijn om linken te leggen, zodat men uiteindelijk tot een win-win kan komen. Daarnaast is het belangrijk, ook voor beleidsmakers, dat er een besef is dat resultaten structurele investeringen vragen met een heldere visie op de lange termijn. Kortetermijndenken kan tot het risico leiden om te kiezen voor vendor lock-in-oplossingen.”

Rudy De Smedt: “We krijgen nog steeds veel vragen die vanuit een silo één bepaald probleem willen oplossen. Een typisch voorbeeld is een toeristische dienst die met een aparte technologie de drukte in de stad wil meten, zonder na te gaan of andere afdelingen – zoals de politie of de lokale economie – misschien dezelfde behoefte hebben. Men zou beter op een stedelijk of zelfs Vlaams niveau nadenken vooraleer men zulke zaken implementeert.”

Mieck Vos: “Iedere organisatie zit momenteel in een veranderingsoefening om zulke zaken meer strategisch aan te pakken. Dat kan door niet meer per thema te werken, maar eerder horizontaal over alle domeinen heen.”

Leen Govaerts, Unit Manager Smart Energy VITO/Energyville.
Leen Govaerts, Unit Manager Smart Energy VITO/Energyville.

Leen Govaerts: “Er zijn steeds meer technische mogelijkheden om silo’s te connecteren. Anderzijds zien we ook wel initiatieven ontstaan die lokale overheden ondersteunen. Zo werken wij alvast samen met imec rond de Vlaamse Open City Architectuur (VLOCA) om het concept vorm te geven. Je kan niet verwachten dat de steden en gemeenten dat allemaal zelf bolwerken, daarvoor is het té complex.”

Mieck Vos: “Rond open data is er al heel wat geïnvesteerd. Vanuit het Smart Flanders programma van minister Somers (opgestart onder minister Homans) is in samenwerking met imec onder meer een open data charter opgesteld dat men ook aan iedereen heeft gecommuniceerd. De vertaling van de open data principes in lokaal gedragen oplossingen en aanbestedingen blijft een aandachtspunt. Wij willen doorwerken op deze ingeslagen weg.”

Moeten gemeenten of regio’s wel een eigen dataplatform laten ontwikkelen?

Rudy De Smedt: “Ik ben van mening dat de Vlaamse overheid die rol op zich moet nemen en één platform moet aanbieden waar alle steden en gemeenten van kunnen afnemen.”

Mieck Vos: “Met VLOCA hebben we daar alvast een aanzet voor gegeven. Het doel is dat daar een lokaal gedragen architectuur en bouwplan voor de digitaal slimmere gemeente uit voortkomt. Maar dat vraagt natuurlijk tijd en veel draagvlakcreatie.”

Leen Govaerts: “Daar moeten de burgers dan wel ownership krijgen over hun eigen data. Vervolgens moeten deze dan worden ontsloten aan bedrijven die goede toepassingen ontwikkelen en aan overheden die deze nodig hebben voor onder meer het management van hun gemeente of het opzetten van collectieve energieprojecten.”

Wannes Verschueren, Public Sector Director KPMG.
Wannes Verschueren, Public Sector Director KPMG.

Wannes Verschueren: “Dit alles vergt een duidelijke strategie die afgestemd is op de verschillende niveaus en een roadmap die door iedereen wordt gevolgd. We zijn het stadium van de gadgets en eyecatchers gepasseerd, nu moet er terug worden gewerkt aan de strategie. Zo kan het doel bijvoorbeeld niet zijn om de luchtkwaliteit te meten, maar moet men nadenken waarom men dat wil meten en wat men dan concreet met die gegevens wil doen.”

Rudy De Smedt: “In eerste instantie is het belangrijk om de silo’s te doorbreken. Daarnaast moet er een gemeenschappelijke aanpak komen. Wat dat laatste betreft, worden er al goede stappen gezet met VLOCA. We moeten op Vlaams niveau tot één platform en gedeelde concepten komen. Zo zijn er momenteel heel wat bestaande losstaande projecten (bijvoorbeeld de openbare ledverlichting en mobiliteitsdata) die zeer waardevolle data kunnen leveren voor toepassingen in smart cities. Maar omgekeerd kunnen lokale overheden dan ook interessante data leveren aan die actoren. Die uitwisseling van data moet op het Vlaamse niveau gebeuren.”

Mieck Vos: “We moeten van het experimentele stadium naar het structurele gaan. VLOCA past daar alvast in: het is één van de instrumenten om te vermijden dat alle gemeenten apart aan de slag gaan. Daarnaast willen we de cyberveiligheid versterken. We pakken beide uitdagingen samen aan om te vermijden dat niet-mature IT al volop zou worden gebruikt, waardoor het risico op hacking groter wordt. Het is daarbij niet onbelangrijk om ook op korte termijn tot snelle winsten te komen, weliswaar binnen een uitgedacht plan op lange termijn. Dat is ook belangrijk voor het politiek draagvlak en het algemene geloof in het project. Tegelijk mogen we niet vergeten om eerst de basis qua IT-structuur goed te zetten en dienen we er zeker van te zijn dat wat we aanbieden ook op een deftige manier zal worden geïmplementeerd.”

Ilja Theuwissen: “De open standaarden bieden daar deels een oplossing voor. Zo kunnen bijvoorbeeld de data van een luchtmetingsstation in een school ook worden ingelezen door een expert die daar andere dingen mee kan doen. Als we dat doortrekken naar open source software, dan is meteen ook de cyberveiligheid gegarandeerd. Men hoeft als klant trouwens ook niet volledig op de hoogte te zijn van alle technische aspecten om er zeker van te kunnen zijn dat alles goed zal werken. De technische aspecten kunnen immers ook functioneel worden omschreven. Het is dan aan de aanbieder om uit te zoeken hoe hij deze kan realiseren. Via financiële stimuli kunnen bepaalde doelen dan aantrekkelijk worden gemaakt voor de aanbieder.”

Mieck Vos: “We hebben gemerkt dat we via innovatieve overheidsopdrachten meer mogelijkheden konden creëren in het ecosysteem. We lieten niet meteen een end-to-endoplossing ontwikkelen, maar lieten ruimte om verder te investeren en dingen goed te zetten. Van belang blijft daarbij ook om de markt uit te dagen om onder meer ook krachten te bundelen en zo rond bepaalde thema’s concrete oplossingen aan te bieden aan de lokale besturen.”

Moet de overheid wat dat betreft bepaalde zaken afdwingen?

Rudy De Smedt, Senior Client Partner Public Sector Atos.
Rudy De Smedt, Senior Client Partner Public Sector Atos.

Rudy De Smedt: “De Vlaamse overheid zou qua afdwingbaarheid nog wat sterker mogen optreden. Net zoals iedere stad niet zijn eigen water-, gas- en elektriciteitsnetwerk mag uitrollen, zou dat ook niet het geval mogen zijn voor een datanetwerk. Data is immers ook een gemeengoed dat op Vlaams niveau ter beschikking zou moeten worden gesteld. Steden en gemeenten kunnen zich dan focussen op hun specifieke cases.”

Mieck Vos: “Akkoord, maar we vinden wel dat gemeenten mee moeten kunnen beslissen over hoe de structuur om dat te beheren er moet uitzien. Anders zal het té opgelegd zijn en zullen zij ook niet volledig tevreden kunnen zijn over het resultaat. Lokaal draagvlak en aansturing vormen een must.”

Ilja Theuwissen: “Een datanetwerk is de grondlaag die nodig is voor innovatie. Ik vind inderdaad ook dat gemeenten mee moeten kunnen bepalen hoe en waar dat wordt uitgerold. Ik geloof overigens dat kleine projecten ook een meerwaarde hebben. Als die dan werken, kunnen ze worden opgeschaald. Met veel kleine projecten kunnen vaak betere resultaten worden behaald dan met één groot project. De mogelijkheid om samen te werken met stads- en gemeentebesturen is dan wel cruciaal. Bovendien moeten ook de netbeheerders meewillen.”

Wannes Verschueren: “De netbeheerders moeten zich inderdaad kunnen richten op de basislaag, het fundament zeg maar. Andere partijen kunnen daar dan op voortbouwen met hun technologieën. Voor de overheid is dat een moeilijke evenwichtsoefening.”

Ilja Theuwissen: “Toch bevinden we ons in een luxepositie, want het internet bestaat al en heeft een netwerkarchitectuur die per definitie open is. Overheden mogen dus niet de fout maken om alles bij één of enkele grote spelers te leggen. Dat zou remmend werken. Bovendien zouden overheden gemakkelijk moeten kunnen overstappen van het ene op het andere netwerk.”

Welke oppurtuniteiten zien jullie op het vlak van energie?

Leen Govaerts: “In het kader van het verlagen van de CO2-voetafdruk evolueren onze energiesystemen naar meer decentralisatie en hernieuwbare energie. Zulke energie (bijvoorbeeld zon of wind) is niet ieder uur van de dag even voorradig. Daarom hebben we een intelligente infrastructuur nodig die vraag en aanbod continu en op alle niveaus in balans kan houden. Zo zullen gezinnen vanaf 2021 via andere tarieven gestimuleerd worden om verbruikspieken te vermijden. Dat vereist slimme toestellen die aangesloten zijn op een slim net. Maar ook op Europees niveau moet er worden gebalanceerd. Wanneer we in België geen zon hebben, zullen we bijvoorbeeld wind kunnen plukken uit Scandinavië. We zien daarnaast ook heel wat opportuniteiten in het delen van energie via lokale energiegemeenschappen. Hierbij wisselen gezinnen en bedrijven onderling energie uit. Maar ook hier moeten uiteraard eerst de fundamenten goed zitten. Het is verleidelijk om zulke zaken snel te implementeren, maar er is eerst toch nog veel werk aan de energieperformantie van onze bebouwde omgeving. Het heeft geen zin om een slimme infrastructuur te connecteren met een huis dat niet energiezuinig is. Wat dat betreft doen we volop onderzoek naar efficiënte renovatietechnieken waardoor de investering in renovatie beter zou kunnen renderen.”

Rudy De Smedt: “Energie is voor ons een use case in een smartcitycontext. Ook hier is alles gebaseerd op data, maar we werken ook sterk op de burgerbewustwording rond energieverbruik. Dat kan per gezin door alles heel inzichtelijk te maken, maar ook op wijkniveau of stedelijk niveau kunnen burgers worden gestimuleerd op hun gedrag aan te passen.”

debat Smart Cities

Hoe kunnen we de burgers meekrijgen in dit verhaal?

Mieck Vos: “Het inzichtelijk maken en bewustwording creëren zijn heel belangrijk voor de slaagkansen van een project. Zo zullen automobilisten hun rijgedrag in een fietsstraat veel sneller aanpassen wanneer er op zuilen wordt weergegeven hoeveel fietsers er die dag al door die straat zijn gepasseerd. Ook de actie van de CurieuzeNeuzen rond luchtkwaliteit wordt nu door besturen volop gebruikt om middelen vrij te maken, omdat deze heeft aangetoond dat burgers er in wilden meegaan.”

Wannes Verschueren: “Het is cruciaal om zulke zaken niet enkel te simuleren, maar om direct de impact te meten én te tonen. Toch is simulatie belangrijk, denk maar aan een digital twin die van een stad wordt gemaakt om te simuleren hoe verschillende nutswerken in een straat kunnen worden gecombineerd, en wat daar dan de efficiëntiewinsten van zijn op vlak van kosten, mobiliteit en vermindering van overlast voor omwonenden.”

Mieck Vos: “In het verleden werd stadsvernieuwing vooral vanuit een architecturale hoek benaderd. Nu proberen we het slimmer aan te pakken door vanuit simulaties voorstellen te lanceren. Die simulaties tonen dan meteen aan de burgers wat op korte termijn de impact van bepaalde ingrepen kan zijn op bijvoorbeeld de luchtkwaliteit, de mobiliteit of de levenskwaliteit.”

Veel mensen zien camerabewaking als iets schrikwekkend, maar is het eigenlijk wel erg dat die data bestaan? 99% van de data wordt namelijk nooit gebruikt en automatisch gewist na dertig dagen.

Ilja Theuwissen, CEO The Safe Group.

Wannes Verschueren: “Het is inderdaad belangrijk om op zo’n manier de burgers mee te krijgen. Zij moeten trouwens niet enkel geconsulteerd, maar echt betrokken worden in het project. Dat is uiteraard moeilijker, maar het is wel heel waardevol en kan een grote hefboom zijn.”

Mieck Vos: “Dat vraagt meteen ook om nieuwe vaardigheden bij ambtenaren. Zij moeten beleidsmatig meedenken én burgers kunnen meekrijgen door op de juiste manier met hen te communiceren. Op dat vlak biedt ook virtuele realiteit heel wat mogelijkheden.”

Leen Govaerts: “Burgers moeten zich kunnen inbeelden wat de impact van een ingreep is. Ze moeten kunnen zien dat het beter zal zijn dan ervoor, en dat het de eventuele tijdelijke ellende wel degelijk waard is.”

Wat met de privacy en veiligheid van smartcityoplossingen?

Rudy De Smedt: “Bij het uitwerken van een oplossing moet men van bij het begin nadenken over privacy en security. Dat dient er ingebakken te zitten ‘by design’ en moet op Vlaams niveau op een gestandaardiseerde manier worden gedaan. Concreet moet men van bij het begin goed nadenken over hoe men de datastructuren en datamodellen kan ontwerpen, zodat dit op platformniveau al wordt opgelost.”

Mieck Vos: “De overheid moet de datagovernancerol op zich nemen en mee draagvlak creëren voor door alle partijen gehanteerde open standaarden die maximaal interoperabiliteit toelaten, zoals de slimme mobiliteitsoplossingen. We hebben de private ontwikkelaars en ICT-spelers zeker nodig, want het zijn hun platformen die door iedereen worden gebruikt en die de verkeersstromen sturen. We zouden wat dat betreft een gedragen policy moeten kunnen bereiken, zonder hier te ver in te willen gaan. We moeten daarbij begrijpen dat deze bedrijven leven van deze data.”

Ilja Theuwissen: “Veel mensen zien camerabewaking als iets schrikwekkend, maar is het eigenlijk wel erg dat die data bestaan? Bij camerabewaking wordt 99% van de data namelijk nooit gebruikt en automatisch gewist na dertig dagen. Misschien kan dat een basismodel vormen voor hoe we andere data gebruiken. Gebruikers moeten er dan bewust voor kiezen om data te laten bestaan. Dat zou de mensen een groter gevoel van controle geven. Bovendien staan overheden helemaal niet machteloos tegen de bedrijven die weigeren om hun data open te stellen, want het zijn namelijk hun burgers die op deze platformen zitten. Zonder deze mensen hebben ze helemaal geen data. Het is in hun eigen belang om hun businessmodel duurzaam en ethisch te houden. Festivals – maar natuurlijk ook andere grote events – zijn voor steden en gemeenten een perfecte proeftuin om smartcityinnovaties tijdelijk en veilig uit te testen bij een grote groep echte mensen. Ik denk aan crowd control, afvalmanagement, verkeersmanagement, communicatie, camerabewaking, enz. Er kan daarbij snel en flexibel worden geschakeld en bijgestuurd, en die ervaringen en resultaten kunnen dan snel leiden tot innovatie in het dagelijkse leven. Zo hebben wij vanuit onze ervaringen op onder andere Pukkelpop en Rock Werchter onze diensten verder kunnen uitbreiden.”

Bij het uitwerken van een oplossing moet men van bij het begin nadenken over privacy en security.

Rudy De Smedt, Senior Client Partner Public Sector Atos.

Rudy De Smedt: “De stad is in feite een continu event. Als vaste IT-provider voor de Olympische Spelen kunnen we daar op korte tijd heel wat innovaties rond security uittesten die achteraf toepasbaar zijn in een stedelijke omgeving.”

Wannes Verschueren: “Dat illustreert ook meteen de meerwaarde van regelluwe zones. Denk maar aan drones waarbij de standaardregelgeving maar weinig opening laat tot testen.”

Leen Govaerts: “Toch vergt het ook heel wat werk om zulke regelluwe zones te realiseren. Eenmaal deze er zijn, laten ze wel toe om snel te schakelen en verschillende oplossingen uit te testen.”

Hoe kan de financiering het best gebeuren?

Wannes Verschueren: “Er zijn vandaag al heel wat Vlaamse initiatieven rond smart cities, en deze worden vaak gesubsidieerd. Maar eigenlijk zou het meer impact kunnen hebben als we alles wat meer zouden clusteren, zoals men dat in Finland doet met de 6Aika-strategie. Onder die gezamenlijke aanpak kunnen steden zich dan nog steeds focussen op bepaalde deelaspecten van de smart city.”

Mieck Vos: “Het nieuwe programma van Europa, dat zwaar inzet op innovatie, zou ook in die richting gaan. Het is zeker interessant om op grotere schaal met partners te werken. Kleine gemeenten zullen minder snel in een grote innovatieve overheidsopdracht stappen.”

Rudy De Smedt: “Clusteren is zeker zinvol. Tegelijk moeten we ons ervan bewust zijn dat dit niet met subsidies kan blijven lopen. Uiteindelijk moeten we komen tot een businessmodel waarbij een smart city zelfbedruipend wordt.”

Ilja Theuwissen: “Qua financiering van testen geloof ik ook sterk in het samenwerkingsmodel waarbij zowel de klant als de leverancier een financiële inspanning doen. Op die manier hou je een economische vinger aan de pols. Als het project klein genoeg is, dan is er naar mijn mening zeker ook een rol weggelegd voor gemeenten om te experimenteren.”

Next article